Synthese (Gr. synthesis) is het samenvatten van een veelheid en velerlei tot de eenheid van een geheel (tegeng.: analyse). Zij openbaart zich reeds in de gewone, zinnelijke waarneming, in de vorming van ruimte- en tijdvoorstellingen, en vooral van de denkproducten: begrip, oordeel, redeneering. Psychologisch berust zij op de eenheid der apperceptie. De functie der synthese is, in haar fundamenteele beteekenis als kennis scheppend, eerst ontdekt door Kant.
Synthetische oordeelen zijn volgens hem diegene, die nieuwe kennis aanbrengen, zooals de wiskundige b.v. 2 + 3 = 5; analytische daarentegen, die een reeds bestaande begripskennis ontwikkelen en verduidelijken, b.v. een lichaam is ruimtelijk-uitgebreid. — In een geheel anderen zin is synth. methode die m., die deductief van vooruitgegeven gronden tot de gevolgen, van de wet tot de verschijnselen gaat; analytisch, die inductief den omgekeerden loop neemt. Verder wordt synthese tegenover antithese gesteld als de samenstelling, verbinding van opvattingen, gevoelens, stroomingen. Vooral in onzen tijd aanduiding van een richting, die zoekt naar wat vereenigt, b.v. het gemeenschappelijke van rechtzinnigen en vrijzinnigen, Christendom en cultuur, religie en humaniteit, godsdienst en zedelijkheid. — In de chemie is s. de opbouw van verbindingen uit eenvoudiger stoffen, resp. uit de elementen, in tegenstelling met analyse, de ontleding, waaruit de samenstelling, zoowel quantitatief als qualitatief, wordt geleerd. Bijzondere beteekenis heeft in de organische chemie de s. van de voornaamste natuurlijk voorkomende verbindingen.