Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Synode

betekenis & definitie

Synode. Deze naam, met welken men iedere vergadering kan aanduiden, wordt gebruikt voor hooge kerkvergaderingen. In de R.-K. kerk noemt men ze ook Conciliën, met de bijvoeging oecumenische, wanneer men daar de algemeene kerk vertegenwoordigd achtte. Als eerste synode beschouwt men de vergadering der Apostelen (Hand. 15), welke de verhouding tusschen heiden- en Joden-Christenen bepaalde, Sedert de 3de eeuw komen in de Oostelijke kerk provinciale Synoden voor, die kerkelijke belangen regelden. Van beteekenis waren, nadat het Christendom in den Staat erkend werd, de Synoden, waar men tot eenstemmigheid in de leer zocht te komen en in vaste termen wilde omschrijven de verhouding van den Zoon Gods tot den Vader, tot den H. Geest en tot Zichzelven (Nicea 325 en 787; Constantinopel 381, 553, 680 en 869; Ephese 431; Chajcedon 451).

Een Synode te Ephese in 449 werd om haar willekeur als rooverssynode gebrandmerkt. De 4 Synoden in de Lateraankerk te Rome (12de en 13de eeuw) strekten vooral tot bevestiging van de pauselijke macht tegenover kerkelijke, wereldlijke en kettersche tegenstanders. De 3 Synoden der 15de eeuw, te Pisa (1409), Constanz (1414) en te Basel (1431), bedoelden, zonder veel gevolg, hervorming der Kerk in „hoofd en leden”. In de 16de eeuw schafte de tweemaal onderbroken Synode van Trente (1545—1563), onder den invloed van het Protestantisme, vele misbruiken in de Kerk af, met vaststelling der R.-K. kerkleer. De Synode van het Vaticaan (1869) verkondigde, na krachtig verzet en het vertrek van vele leden, even vóór het ondergaan zijner wereldlijke macht, de onfeilbaarheid des pausen bij plechtige uitspraken over geloof en zeden tot de geheele Kerk, als haar opperhoofd. Men ondersch.: 1. algemeene Synode (Concilie), die door alle aartsbisschoppen en bisschoppen der wereld onder presidium des pausen wordt gehouden; 2. nationale Synode, die aartsbissch. en bissch. eener natie of land onder presidium v. d. primaat houden; 3. provinciale Synode, die de bisschoppen v. de kerkprovincie onder presidium v. d. aartsbisschop houden; 4. diocesane Synode, die de geestelijken v. de diocees houden onder leiding van den bisschop. In ons land vervangt een prosynodale vergadering de jaarlijksche Synode. In de kerken der Hervorming heeft vooral de Calvinistische opvatting het rechte Synodaal bestuur ontwikkeld.

De gemeenten van Frankrijk hebben, onder vervolging, in hun Synoden van predikanten en oudsten een voorbeeld gegeven, vooral in Schotland gevolgd. De eerste Synode te Parijs (1559) achtte, bij gemeenschappelijk geloof, de vaststelling der Gallicaansche geloofsbelijdenis een niet te zware taak. Toen te Parijs in 1872 een algemeene Synode, in vrijheid, samenkwam, omtrent haar belijdenis verdeeld, stonden de richtingen scherp tegenover elkander. De bijeenkomst te Wesel (1568), gevolgd door de Synode van Emden (1571), bevorderde krachtig de ordening der „Nederl. Kerken onder het Kruis”. De Nationale Synode te Dordrecht (1618—19), waar de strijd tusschen Contra-Remonstranten en Arminianen kerkrechtelijk beslist werd door de veroordeeling der laatsten, om in het leven voort te duren, heeft de eenheid der Gereformeerde Kerken meer beoogd dan bereikt en haar hoop op vernieuwde samenroeping is niet vervuld. Provinciale Synoden behartigden tot 1795 de belangen der Kerken.

Bij de Synode der Ned. Herv. Kerk, staatsinstelling van 1816, vooral na 1848 door de Kerk aanvaard, berust de hoogste wetgevende, rechtsprekende en besturende macht onder de waarborgen in een Algemeen Reglement vastgesteld. Ook de Ned. Gereformeerde en Luthersche Kerken, niet de Doopsgezinden en Remonstranten, hebben hun Synoden. Onder heilige Synode -verstaat men de besturende vergadering der Grieksche Kerk.