Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Salomo

betekenis & definitie

Salomo - (Hebr. „(man) des vredes”), koning van Israël (± 970-933), zoon van David, ook diens opvolger, ofschoon Adonia ouder was. Niettegenstaande moeilijkheden met Edom, Aram en Egypte, wist S. Israëls belangen zeer te bevorderen, door handelsverdragen en huwelijken. Voor het binnenlandsch heeft S. veel gedaan: verzorging van leger (paarden!) en vestingen, verdeeling van ’t land in districten, waardoor het complex der Israël, stammen werd omgezet in een georganiseerden staat. Hij liet een fraaien hofburg bouwen, waarbij natuurlijk ook een koningstempel behoorde (op den bouwstijl, enz. hebben Fenic., Egypt. en Babyl. opvatting en invloed geoefend).

S. liet Israël, nu bewust en opzettelijk, deelnemen aan de West-Aziatische beschaving; S. was bepaald méér dan een „Oostersch despoot”; hij is de drager van de bloeiperiode van Israëls cultuur. De horizon werd uitgebreid door handel, enz.; mede door de talrijke buitenlandsche vrouwen in S.’s harem werd het godsdienstig syncretisme bevorderd. De pracht van zijn hofhouding, „S.’s heerlijkheid”, werd spreekwoordelijk: 1 Kon. 9 v. Ook S.’s wijsheid; dientengevolge werden — evenals de wetten op Mozes en de godsdienstige lyriek op David — de geschriften van practische levenswijsheid op S. teruggebracht.