Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Pyriet

betekenis & definitie

Pyriet, - zwavelijzer (Hd. Eisenkies, Schwefelkies), mineraal, FeS2, regulair, gewoonlijk als pentagonaal hemiëdrisch aangemerkt, dikwijls in zeer fraaie en groote, glanzende kristallen gegroeid met pentagoondodekaëdrischen, kubischen of oktaëdrischen habitus. De kubische kristallen dragen op de vlakken meestal een streping, welke niet met de symmetrie der holoëdrische klasse overeenstemt; zij wordt veroorzaakt door afwisselend optreden van kubus en pentagoondodekaëder. Behalve goed gevormde kristallen ook korrelige en dichte aggregaten en stralig vezelige met druiventrosvormige oppervlakte of stalaktitisch.

Ondoorschijnend, lichtgeel met metaalglans. Geeft bij het aanslaan vonken, oxydeert aan vochtige lucht onder vorming van zwavelzuur, echter niet zoo gemakkelijk als markasiet. Een der meest verbreide mineralen, in ondergeschikt bestanddeel van nagenoeg alle gesteenten, vormt groote lensvormige lichamen te midden der schisten, komt op vele kwarts- en calcietgangen voor, vergezelt andere sulfidische mineralen. Vele pyrietmassa’s bevatten enkele procenten koper en zijn dan een belangrijk kopererts; p. is ook een belangrijk zwavelerts als grondstof voor de zwavelzuurbereiding, maar geen ijzererts.

< >