Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Mozes

betekenis & definitie

Mozes - (Hebr. Mosjé), zoon van Amram en Jochebed, uit den stam Levi, volgens de bijbelsche overlevering de bevrijder van het volk Israël uit „het diensthuis van Egypte”, en de stichter van het Jahvisme. Volgens het boek Exodus werd hij na zijn geboorte door zijn moeder in een biezen kistje in den Nijl gelegd, om hem te beschermen tegen de aanslagen van den Egyptischen koning, die alle Hebreeuwsche kinderen liet dooden. Hij werd daar gevonden door Farao’s dochter, die hem liet opvoeden en als haar zoon aannam. Groot geworden, nam hij het op voor zijn verdrukte volksgenooten, maar moest vluchten naar de Midianitische woestijn.

Op zijn 80e jaar werd hij door God geroepen om Israël uit Egypte te verlossen, waarbij de koning door de „tien plagen” werd gedwongen, het volk Israël te laten trekken. Hij voerde het volk door de Roode Zee naar den berg Sinaï, waar de wetgeving plaats had. Daarna zwierf hij met het volk 40 jaar door de woestijn en stierf op den berg Nebo, 120 jaar oud. Achter dit alles zit stellig een goed stuk echte geschiedenis, al is niet precies te zeggen, welk. Mozes heeft Israëls stammen tot elkaar gebracht en den grondslag gelegd voor het later Israëlitiesche volk. Hij is een der grootste figuren uit de oude geschiedenis. Hij vereenigt in zich de eigenschappen van volksleider en profeet. Het grootste is wel, dat hij aan Israël een godsvoorstelling gaf, die verre uitstak boven al wat in de oude wereld bekend was: Jahve is een ethische figuur, en niet, als de goden der omringende volken, een natuurwezen. — De naam van M. is Egyptisch en niet, zooals Ex. 2 : 10 doet onderstellen, Hebreeuwsch; hij beteekent waarschijnlijk „kind” of „zoon” (Egypt. mesu).