Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Madrid

betekenis & definitie

Madrid - 1) prov. van Spanje, groot 7990 K.M.2 met 902.000 inw. Het N. gedeelte behoort tot de Sierra de Guadarrama, een gedeeltelijk nog met wouden bedekt, waterrijk gebergte van graniet en gneiss, tot 2405 M. hoog. Het Z. is een gedeelte van het plateau van NieuwCastilië, een golvende door rivieren doorsneden hoogvlakte bedekt met heide.

Bij de rivieren ziet men ook tarwe en gerstvelden ; overigens is schapenteelt het hoofdmiddel van bestaan. De Taag vormt ongeveer de Z.-grens.

2) Hoofd- en residentiestad van Spanje, 600.000 inw., gelegen aan de ’s zomers droge Manzanares, ongeveer in het midden van het Iberische schiereiland, op 650 M. hoogte, in een kale, boomlooze, aan alle winden blootgestelde ruwe hoogvlakte. De stad ligt echter uitstekend voor het verkeer en is daardoor centrum van de hoofdwegen van het schiereiland geworden. De voornaamste zijn de spoorwegen over Valladolid naar Santander en Z.W.-Frankrijk ; over Zaragoza en Barcelona naar Z.O.-Frankrijk ; over Alcazar naar Alicante, naar Andalusië en de havens van de Z.-kust en langs de Taag naar Lissabon. De stad heeft den vorm van een vierhoek en heeft met haar rechte, breede straten en vele pleinen en parken het karakter van een moderne hoofdstad, met veel kerken en eenige koninklijke paleizen, die evenmin als de andeze openbare gebouwen veel merkwaardigs hebben. Centrum van het verkeer is het plein Puerta del Sol, het grootste plein is de Plaza Major.

Zeer rijk is M. aan kunstwerken uit de oude Spaansche, Nederlandsche en Italiaansche schilderscholen, die gedeeltelijk in het beroemde museum Prado, gedeeltelijk over de kerken en paleizen verspreid zijn. Er zijn vele wetenschappelijke instellingen, o. a. een universiteit, de beroemde boekerij, enz. De binnenlandsche handel van Spanje wordt door M. beheerscht; ook is er eenige industrie. Nederl. consulaat.