Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Lotharius

betekenis & definitie

Lotharius - naam van keizers van het Duitsche Rijk.

L. I, zie L. VAN MIDDEN-FRANKENLAND.
L. II, graaf van Supplinburg, erfde in 1106 van Magnus diens hertogdom Saksen en in 1117 van zijn schoonmoeder de gr. Brunswijk en Wolfenbuttel. Hij slaagde er in zijn gezag te vestigen in Noord-Duitschland. Na den dood van Hendrik V werd hij gekozen tot Roomsch-koning onder invloed van aartsb. Adalbert van Mainz (1127).

In de eerste jaren had hij nogal te strijden met ’t geslacht der Staufen, die in Zuid-Duitschland een bijna onafhankelijke positie innamen, in Lotharingen en in Bohemen, waar hij zich mengde in een opvolgingsstrijd. Na deze moeilijkheden eenigszins te boven te zijn gekomen, trok hij in 1133 naar Italië, waar hij tevergeefs beproefde de orde te herstellen en tot keizer gekroond werd (1133). Na zijn terugkeer onderwierp hij de Staufen. Hij stond nu op het toppunt van macht, hetgeen blijkt uit den invloed, dien hij kon uitoefenen in de binn. aangelegenheden van Denemarken, Polen en Hongarije. In 1136 trok hij voor de tweede maal naar Italië, slaagde er in zijn gezag in Zuid-Italië te doen erkennen, maar stierf op den terugweg in Tirol (1137). — Litt.: Bernhardi, Lothar von Supplinburg (879); Jaffe, Gesch. des Deutschen Reichs unter Loth. den Sachsen (1843).