Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Graaf

betekenis & definitie

Graaf - in het Fransch „comte” (Latijn comes, medgezel), de medgezel van den vorst. Later in den Karolingertijd zijn ambtenaar, nog later de leenman van den vorst. Vervolgens ontstaat bij de graven neiging om zich van hun leenheer onafhankelijk te gevoelen en worden zij — dank zij de vermindering van het gezag der vorsten — vrij wel onafhankelijk van den vorst. In Frankrijk echter zijn de graafschappen langzamerhand opgegaan in het Koninkrijk, tengevolge van de centralisatie in het bestuur der Fransche koningen.

Door erfelijkheid van den titel „graaf” is in Frankrijk wijziging in het begrip gekomen. Graaf werd nu een adellijke titel, terwijl een graaf voorheen een overheidspersoon, nog vroeger een ambtenaar, vertegenwoordiger van den vorst was. Toen de graaf nog was ambtenaar, reisde hij de centenae, waarin zijn graafschap was verdeeld, rond, om recht te spreken in het ding.