Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 09-11-2018

Brunswijk

betekenis & definitie

Brunswijk - (Braunschweig), hertogdom en bondsstaat van het Duitsche Rijk, 3700 K.M.2 groot, 495.000 inw. Het land bestaat uit drie grootere complexen, n.l. het Noordelijk deel, B.-Wolfenbüttel-Helmstedt (1800 K.M.2) en de beide Zuidelijke deelen Gandersheim-Holzminden (met Harzburg, 1200 K.M.2) en Blankenburg (475 K.M.2); verder uit verschillende kleinere enclaven, n.l. Oelsburg (3 K.M.2), Bodenburg (10 K.M.2), Ostharingen (4 K.M.2), Calvörde (112 K.M.2) en Thedinhausen (56 K.M.2). Het Noordelijk hoofddeel ligt in het grensgebied van het Middelgebergte en de Noord-Duitsche-vlakte, en wel grootendeels in de vlakte, terwijl in het Z. eenige heuvelachtige uitloopers van het gebergte gevonden worden, als het Elmwald en de Asse (221 M.). Calvörde is een enclave in de Pruisische prov. Saksen, Thedinghausen ligt aan de Beneden-Wezer, even boven Bremen, beide behooren dus geheel tot het gebied van de Noord-Duitsche vlakte.

De Zuidelijke deelen van B. liggen echter geheel in het gebergte. Blankenberg, Harzburg en ook het Oostelijk deel van Gandersheim-Holzminden behoort tot het Harzgebied, terwijl het overige deel van het laatstgenoemde in het z.g. Wezergebergte ligt. Noordelijk B. wordt door de Ocker en de Aller doorstroomd, dwars door het Zuidelijk deel gaat de Leine, terwijl de Wezer in het W. grensrivier is. Over het algemeen is de bodem, waarvan een derde der bevolking leeft, vruchtbaar. 50 % is bouwland, 11/2 % wordt voor tuinbouw gebruikt; verbouwd worden vooral rogge, gerst, haver, aardappelen. 13 % van den bodem is weiland; de veeteelt legt zich vooral op schapen- en varkensteelt toe, in Thedinghausen ook op runderteelt; 30 % is woud, vooral loofhout. Vooral in het Harzgebied heeft men ook mijnbouw (bruinkool, asphalt, ijzer-, lood- en zilvererts, enz, verder verschillende soorten bouwsteenen). Voorn. industrieën: suiker-, machine- en chemische industrie.

B. heeft 648 K.M. spoorwegen. De inkomsten en uitgaven van den staat bedroegen in 1914/15 15.300.000 Mark. Verreweg het grootste gedeelte der bevolking is Protestant (ruim 94%). — De uitvoerende macht berust bij den Hertog, bijgestaan door een verantwoordelijk ministerie; de wetgevende macht bij hem en een Kamer van 48 leden, waarvan 15 door de steden, 16 door het platteland, 2 door de Protestantsche geestelijkheid 4 door de grootgrondbezitters, 3 door de industrieelen, 4 door de gegradueerden en 5 door de hoogstaangeslagenen worden gekozen. De Brunsw. troepen behooren, volgens de milit. conventie van 24 Maart 1886, tot het Pruis, leger en zijn ingedeeld bij de 20e Divisie van het Xe Armeekorps. Zij liggen te B. en Wolfenbüttel in garnizoen.

Het Hertogdom B. is ontstaan uit het oude Hertogdom Saksen. Hertog Hendrik de Leeuw, uit het Welfische Huis, verloor in zijn strijd met de Hohenstaufen de hertogelijke waardigheid over Saksen (1180), doch kreeg in 1194 zijn allodiale bezittingen terug, die in 1203 onder zijn afstammelingen verdeeld werden. Uit de verschillende stukken (o.a. B.-Grutenhagen, B.-Göttingen, B.-Wolfenbüttel, B.-Lüneburg, B.-Bevern) ontstonden het voormalige Koninkrijk Hannover en het tegenwoordige Hertogdom B. In den Dertigjarigen oorlog hadden deze landen zwaar te lijden, maar onder de gezegende regeering van Hertog August (Senex divinus, 1635 —66, werden orde en bloei hersteld. Deze vorst was de stichter van den in 1884 uitgestorven tak van het Welfisch-Brunswijksche Huis. Gedurende den Franschen tijd was B. een deel van het Koninkrijk Westfalen, doch na den. slag bij Leipzig werd het weer hersteld. In 1830 brak een opstand uit tegen den z.g. „diamanten-hertog” Karel, die door zijn broeder Wilhelm opgevolgd werd, nadat Karel door de agnaten ongeschikt verklaard was, de regeering waar te nemen. Onder Hertog Wilhelm kreeg B. een nieuwe grondwet, die in 1848 gewijzigd werd. In 1844 sloot B. zich bij het Tolverbond aan.

In 1866 stond B. aan den kant van Pruisen. Hertog Wilhelm overleed in 1884 en met hem stierf deze tak van het Welfische Huis uit; wettige erfgenaam was het hoofd der Hannoveraansche tak, de Hertog van Cumberland. Deze kon echter niet opvolgen tengevolge van de houding van het afgezette Hannoveraansche Ko-, ningshuis tegen Keizer en Rijk, zoodat een regentschap ingesteld werd onder prins Albrecht van Pruisen. In 1913 kwam echter door het huwelijk van Victoria Louisa, de dochter van keizer Wilhelm II, met den zoon van den hertog van Cumberland, een verzoening tot stand, waardoor Hertog Ernst August de troon van B. besteeg. — 2) Hoofdstad van het gelijknamige Hertogdom, 150.000 inw., gelegen in een laaglandsbocht tusschen Harz en Wezergebergte, aan de Ocker en kruispunt van spoorwegen, o.a. aan den weg Hannover-Maagdenburg. De oude stad heeft een interessant ouderwetsch voorkomen, met talrijke pleinen, nauwe kromme straten met veel oude huizen (b.v. in de „Hagenbrücke”). De oorspronkelijke vestingwerken zijn in prachtige wandelingen veranderd. Onder de vele oude gebouwen zijn vooral merkwaardig de door Hendrik den Leeuw gestichte Romaansche Dom en verschillende andere Romaansche en Gothische kerken, het Gothische Raadhuis, enz.

Voor het oude hertogelijke slot staat het beroemde door Hendrik den Leeuw opgerichte Leeuwenmonument. Het tegenwoordige paleis is nieuw en staat op de plaats van het bij het oproer van 1830 afgebrande. B. heeft belangrijken handel en industrie, n.l. van machines, jute, suiker, chemicaliën en conserven. Er is een technische hoogeschool. Ongeveer in het jaar 1000 gesticht, heeft B. zijn opkomst te danken aan Hendrik den Leeuw. Later had het een belangrijk aandeel aan de Hanze.