Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Leeuwenhoek (antonie van)

betekenis & definitie

Leeuwenhoek (antonie van) - geboren 1632 te Delft, overleden aldaar 1723, was eerst lakenkoopman te Amsterdam, later kamerbewaarder van Schepenen te Delft; groot liefhebber van de natuur, aan wier studie hij, hoewel volkomen dilettant, al zijn vrijen tijd besteedde. Door zijn buitengewone gave van waarnemen, handigheid in het praepareeren en het vervaardigen van mikroskopen en grooten ijver heeft hij een aantal ontdekkingen gedaan, waardoor zijn naam wereldberoemd werd en hij tot de eerste onderzoekers der 17de eeuw moet gerekend worden; ontdekker van de afgietseldiertjes, den bloedsomloop in de haarvaten en van de ongeslachtelijke voortplanting der bladluizen; was de eerste, die de dwarsstreping der spieren waarnam. Ook op botanisch gebied werkte L., ontdekte de spiraalvaten en de stippelvaten. Sedert 1680 lid van de Royal Society te Londen.

L. heeft geen wetenschappelijk werk geschreven; al zijn waarnemingen zijn neergelegd in brieven, aan verschillende geleerden en privaatpersonen gericht, vereenigd tot het werk: Sentbrieven, ontledingen en ontdekkingen, ondervindingen en beschouwingen, 1685-1718, 7 deelen. Zijn mededeelingen munten uit door nauwkeurigheid en strenge waarheidsliefde. Als waarnemer is L. ongeëvenaard; door zijn vaardigheid in het slijpen van lenzen wist hij zijn eenvoudige mikroskopen te maken tot instrumenten, die voor den tijd, waarin hij leefde, volmaakt genoemd kunnen worden. Hij mag dan ook, hoewel de mikroskoop reeds lang in gebruik was, de vader van het mikroskopisch onderzoek genoemd worden.

< >