Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Schepenen

betekenis & definitie

Schepenen - (Scabini), oudtijds onder de Frankische koningen de bijzitters van den graaf; later waren schepenen de vertegenwoordigers der burgerij in regeeringszaken. Bij de splitsing der werkzaamheden en het daarmede gepaard gaande ontstaan van nieuwe functionarissen, zijn schepenen in hoofdzaak met volontaire en contentieuze rechtspraak belast. Zij vormden met den schout een college; de schout is dan de vertegenwoordiger van den landsheer, den graaf, de rechtsvorderaar, tevens leider van de bijeenkomsten van het college. De oude verhouding van graaf tot schepenen spiegelde zich dus af in de nieuwe verhouding van zijn vertegenwoordiger tegenover de schepenen.

In het oude Z.-Holland (het land van Dordrecht) vervulden heemraden nevens hun zorg voor waterstaatsaangelegenheden de rol der schepenen elders. Schepenen vond men niet alleen in de steden, maar ook ten plattenlande. Aan de rechtspraak van schepenen is in sommige streken voorafgegaan die van azing en geburen. (Zie BUREN en ASEGA).

Karel de Groote heeft ter bevordering eener juiste rechtspleging schepencolleges ingevoerd. De schepenen werden door zijn graven of koningsboden gekozen uit de voornaamste personen, die verplicht waren te verschijnen op het echte, ongeboden ding, de op vaste tijden gehouden terechtzitting van den graaf; zie DING (Suppl.).

In bijna alle steden van ons land had men schepenen; in de stad Groningen had men ze niet. Hun taak was aanvankelijk overal zoowel administratief als rechtsprekend. Bij de uitbreiding der werkzaamheden van de stedelijke overheid, ontstond splitsing van werk en kwamen nieuwe ambtenaren, die van de schepenen (de oudste ambtenaren) een deel der taak overnamen; zoo bleven in de Hollandsche steden schepenen in hoofdzaak met rechtspraak belast. Zij wezen vonnis ; de baljuw of schout was met de leiding der zittingen belast en vorderde vonnis. Intusschen waren elders, b.v. in de steden in het O. des lands, schepenen ook in later tijd en tot de nieuwste rechterlijke en gemeentelijke organisatie in den Franschen tijd toe, nevens rechtspraak met bestuurstaak belast. Maar wat zij dan ook overigens deden, overal waren ze met rechtspraak belast.

Ook ten plattenlande had men schepenen, niet echter in Friesland, Groningen, Drente en Overijsel. In Holland heeft de rechtspraak van schout, asing en geburen tenslotte voor die van schout en schepenen plaats moeten maken. De beteekenis dezer verandering is, dat het uit de oud-Germaansche rechtspleging stammend gebruik, krachtens hetwelk de omstanders, de buren, deelnamen aan de rechtspraak, verdween. Dit had in sommige streken eerder plaats dan in andere, in Kennemerland b.v. in de 13de eeuw, in Rijnland in 1577, in Utrecht werd de rechtsprekende taak der buren door een college van schepenen in de verschillende dorpen, in verschillende jaren, in sommige eerst in de 17de eeuw, overgenomen. In Groningen had men redgers, in Overijsel schout en keurnooten ; in Drente en het Goorecht handhaafde zich de Germaansche volksrechtspraak het laatst.

Zie REDGER (Suppl.), DING (Suppl.), GOORSPRAAK, SCHOUT, BUREN, AZING (Suppl.), GRIETMAN.