Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Kierkegaard

betekenis & definitie

Kierkegaard - (Sören Aabye), Deensch schrijver en philosoof, geboren 1813 te Kopenhagen, overleden 1855. Hij had een sombere jeugd, studeerde theologie te Kopenh. en ging gebukt onder de gedachte, dat hij de genade niet deel achtig zou worden, doordat hij het Christendom al te persoonlijk opvatte. Zijn wanhopigen geloofsstrijd kennen we uit Af en endu Levendes Papirer (Uit de papieren van een nog levende, 1838). Daar hij zich niet in staat voelde te trouwen, verbrak hij zijn verloving, wat hem in dien tijd zeer kwalijk werd genomen.

Door deze crisis werd hij eigenlijk van denker dichter en zijn weg gaat nu van een ethisch-aesthetische levensopvatting tot een religieus, specifiek Christelijk standpunt. Hij is een dubbele persoonlijkheid, stichtelijk schrijver onder eigen naam en aestheticus onder pseudoniem. Zoo verscheen 1843 Enten-eller (Het een of het ander) in twee deelen. Het eerste deel uit A.’s papieren omvat aesthetische verhandelingen, het tweede uit B.’s papieren ethische onderwerpen. Hierin staat ook Forförerens Dagbog (Dagboek van een verleider). K.’s verdere werk is den godsdienst gewijd, d.w.z. de ideale eischen van het Christendom tegenover het officiëele kerkgeloof. Hij bestrijdt de algemeen geldende moraal en de vrome huichelarij. Filosofiske Smuler (Filos.kleinigheden, 1844), Begrebet Angst (Het begrip angst, 1844); hierin wordt de zonde beschouwd als de macht, die den ethisch voelenden mensch verhindert zijn levensideaal tot werkelijkheid te maken.

Stadier paa Livets vej (Stadiën op den levensweg, 1845), waarin de psychologische studie staat vau Quidam, die zijn verloving verbreekt om hoogere religieuse redenen. K. heeft zoo de gelegenheid uit te weiden over het al of niet schuldig zijn tegenover God. Voorloopig werden deze, oorspronkelijk onder pseudoniem uitgegeven, geschriften afgesloten met Afsluttende uvidenskabelig Efterskrift til de Filosofiske Smuler (onwetenschappelijk naschrift bij de filos. kleinigheden, 1845—46). Het hoofdprobleem hierin is: Christen te worden, en dat wordt in twee deelen gesplitst: een objectief over de waarheid van het Christendom en een subjectief, de verhouding van het individu tot de Christelijke waarheid. K. wijst hierin vooral op den persoonlijken weg tot religie en Christendom.

Van de godsdienstig-philisophische werken zijn nog te noemen: Sygdommen til Döden (Doodsziekte, 1849) over de vertwijfeling en Indövelse i Kristendom (Invloed in Chistendom), Christus! uitnoodiging tot de menschen. Het dubbele in K.’s persoonlijkheid komt sterk uit in zijn stijl; pure lyriek wordt afgewisseld met droge katheder-terminologie. Zie : G. Brandes, Sören Kierkegaard, H. Höffding S. K. som Filosof (S. K. als philosoof); A. Bärthold, Die Bedeutung der ästhetischen Schriften S. Ks.

< >