Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Kopenhagen

betekenis & definitie

Kopenhagen - (Deensch Kjöbenhavn = koophaven), hoofd- en residentiestad van Denemarken, gebouwd op de O.-kust van het eiland Seeland en op het N.-einde van het eiland Amager, onderling verbonden door 2 bruggen over de Kalvebod Strand, een arm van de Sont. Ten N. van deze bruggen ligt een prachtig havencomplex aan een druk bevaren scheepvaartweg, zoodat K. al spoedig de voornaamste Deensche handelsplaats is geworden. De oude stad, gesticht in de 12de eeuw, is thans nog de zetel van handel en industrie. Voorts vindt men hier het koninklijk paleis Amalienborg, de gezantschapsgebouwen en ten N. van de Frederikshavncitadel ligt de nieuwere havenstad met de groote graansilo's, enz.

Van de Westelijke voorsteden, die door een krans van parken van de eigenlijke stad gescheiden zijn, is Frederiksberg met zijn bekende porceleinfabrieken de voornaamste. De voorstad Christianshavn op Amager is grootendeels vesting en oorlogshaven. K. heeft voor meer dan de helft deel in den Deenschen handel, meest uitvoer van de producten der veeteelt. Het is verder de zetel der kunst en wetenschap (universiteit, musea, conservatorium voor muziek) en van de regeering (ministeries; Rijksdag). Door geregelde stoomvaartdiensten is het met de naburige landen en ook met Amerika, Far Öer, IJsland en Groenland verbonden, terwijl spoorlijnen uitgaan naar Helsingör, Frederikssund, Roskilde en verder. Voor de belangen van den Nederlandschen handel zorgt een Ned. consul. — Uit de geschiedenis der stad zijn vooral bekend de belegeringen van 1658 en 1700 door de Zweden en de beschieting door de Engelschen in 1807.