Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Keukenzout

betekenis & definitie

Keukenzout - (Natriumchloride). Het verkrijgen van het k. is uit den aard der zaak afhankelijk van de bron, waaruit het zout wordt verkregen. Zeezout kan met succes gewonnen worden op kustplaatsen met weinig regenval en hooge zomertemperatuur, zooals de kusten van Portugal (Sétubal, St. Ubes), Spanje (Figueras), Zuid-Frankrijk (o. m. Giraud aan den Rhône-mond), en verder in het bijzonder ook uit de zoutrijke steppenmeren van Zuid-Rusland (o a. het Eltonmeer bij Astrakan, dat jaarlijks 20.000 ton levert). Het zee- of meerwater wordt in het voorjaar bij vloed door sluizen ingelaten in een hoofd-verzamelvijver, en vandaar door allerlei kleinere sluisjes en kanalen in verdampingsbassins, waarin het door de gecombineerde werking van wind en zonnestraling sterk verdampt.

Het uitgekristalliseerde zout (als korsten), wordt op hoopen gestapeld en door den regen vanzelf van de moederloog gezuiverd. Het verliest daardoor zijn gehalte aan magnesiumchloride en dus zijn hygroscopiciteit. Toch bakt ook zuiver NaCl nog eenigszins te zamen aan vochtige lucht. Uit de moederloog der zouttuinen kan (volgens Balard) het bromium gewonnen worden. Aan de kusten der Witte Zee wordt het zeewater geconcentreerd door uitvriezen, en daarna met succes ingedampt. — Steenzout of klipzout wordt langs zuiver mijnbouwtechnischen weg gewonnen, zooals b.v. in Salzkammergut, Tyrol, Stassfurt en omgeving, Wieliczka in Galicië, Vic en Dieuze in Frankrijk, Lancashire, Northwich en Cheshire in Engeland. Het wordt bijna geheel en al gebezigd voor industrieele doeleinden, en daartoe niet verder gezuiverd. Komt het steenzout zoo sterk verontreinigd in den bodem voor, dat een werkelijke mijnbouw niet meer loonend is, dan kan de bodem met water uitgeloogd worden, en zoodoende een zoutoplossing worden verkregen. Meer en meer wordt dit systeem ook toegepast in gevallen van zuiverder afzettingen op groote diepten.

Men spoelt daartoe water in het diepe boorgat en perst de op groote diepte ontstane oplossing omhoog (o. a. ook in onze Hollandsche zoutontginning). Ten slotte komen (o. a. in Duitschland) op vele plaatsen sterk keukenzouthoudende bronnen aan den dag, z.g. „solen”. Deze worden of direct in sodafabrieken geleid, en daar op Solvay-soda verwerkt, of verder op keukenzout verwerkt. Willen deze natuurlijke of kunstmatige solen met finantieel succes ingedampt kunnen worden, dan moeten zij minstens 16% NaCl bevatten (16-gradig zijn). Zijn ze verdunder, dan moeten ze dus op een uiterst goedkoope wijze worden geconcentreerd. Langen tijd zijn daarvoor de z.g. gradeerwerken in gebruik geweest. Tegenwoordig is het in het algemeen nog voordeeliger ruw steenzout bij te koopen en in de verdunde sole op te lossen. De gradeerwerken verdwijnen daarom; aan de Oostzeekusten komen zij nog voor. — De solen, hetzij natuurlijk of kunstmatig, vormen het voornaamste uitgangsmateriaal voor de bereiding van consumptiezout, daar zij het zuiverste materiaal kunnen leveren.

De bewerking vindt plaats in de „zoutziederijen” of „zoutkeeten”. Hier te lande dient meestal aangevoerd steenzout, zoo mogelijk opgelost in zeewater, als uitgangsmateriaal. Het indampen geschiedt na klaring meestal in open ijzeren bakken, van 0.30 tot 1 M. diep en 5 tot 20 en meer M. lang en breed. De bakken zijn geplaatst op vuurkanalen, waardoor verbrandingsgassen strijken. Stijgt de concentratie tot boven ± 30%, dan begint de uitkristallisatie. Vóór dien tijd hebben zich echter enkele verontreinigingen, voornamelijk gips, fijne kleideeltjes en enkele carbonaten afgescheiden, gedeeltelijk als een fijn bezinksel, gedeeltelijk vast aan den bodem der pan gebrand als z.g. pannensteen of hongersteen. Meestal wordt daarom de oplossing even vóór de kristallisatie in een afzonderlijke kookpan afgelaten en daar verder ingedampt. Het ontstane keukenzout wordt voortdurend uitgeschept en druipt uit op boven de bakken geplaatste druiprekken.

Het zout, gevormd in het begin der kristallisatie (maar niet het allereerste), is het zuiverst. De grofheid van de korrel hangt grootendeels af van de snelheid van de verdamping, dus van de temperatuur. Bij ± 100° C. ontstaat het fijnzout, bij ± 90° C. middellijn. Bij lagere temperatuur, zooals b.v. 60° C., wat optreedt gedurende de Zondagsrust, scheiden zich grovere kristallen en kristalconglomeraten af („Sontagssalz”). Na het uitlekken wordt het zout kunstmatig gedroogd en zoo noodig gemalen. Voor zuiver tafelzout wordt de geheele bewerking herhaald. De overblijvende moederloog is praktisch waardeloos. Een klein gedeelte vindt toepassing voor zoutbaden voor therapeutische doeleinden.

Deze oude methode van zoutziederij verkeert in vele opzichten in een evolutie. In plaats der oude directe vuren, treden thans gasgeneratoren, mechanische scheppers vervangen den zwaren handenarbeid bij het uitscheppen, en in het bijzonder worden pogingen aangewend, de open pannen te vervangen door de veel meer economische doublé- of triple-effect toestellen. De afzetting van den pannensteen op de verwarmingspijpen maken zulke apparaten echter spoedig onbruikbaar, vandaar dat dan aan de indamping een chemische zuivering en klaring vooraf moet gaan. — Een nieuwe wijze van zoutzuivering is het procédé-Tee, waarbij steenzout wordt gesmolten. De verontreinigingen bezinken in de smelt, de heldere bovenlaag wordt na stolling vermalen. Het procédé heeft vooralsnog weinig toepassing gevonden. Het gebruik van keukenzout vervalt in hoofdzaak in twee groepen, le. dat voor consumptie door mensch en dier, hetzij bij de toebereiding der spijzen, of bij het conserveeren daarvan (groenten, visch, vieesch) en 2e. dat voor industrieele doeleinden, speciaal bij de bereiding van zoutzuur, natriumsulfaat, soda en zeep. Deze groep verbruikt het grootste deel. Aangezien o. m. ook in ons land op consumptiezout een accijns drukt (van ƒ 3.— per 100 K.G.) wordt het industriezout „gedenatureerd”, d. w. z. onbruikbaar gemaakt voor de consumptie.

Als denatureeringsmiddelen vinden gebruik, al naar de technische toepassing : zwavelzuur of sulfaat, soda, ammoniak, bruinkolen, bruinsteen, roet, petroleum, traan, ijzeroxyd, enz. Het veezout en de „leksteenen” voor vee, worden gedenat. met ijzeroxyd, houtskool en wormkruid. Visscherijzout is hier te lande vrij van accijns, en vertegenwoordigt het grootste deel van het accijnsvrije zoutverbruik (voor Noord- en Zuid-Holland jaarlijks ruim 40.000 ton). Jaarverbruik in totaal in Nederland in 1913: voor consumptie 72.000 ton, accijnsvrij ruim 60.000 ton. Het grootste zoutverbruik per hoofd der bevolking heeft Engeland, n.l. 30 K.G., hoofdzakelijk wegens zijn sterk ontwikkelde soda- en zoutzuur-industrie. De consumptie-zout-producenten en de groothandelaars zijn in Nederland vereenigd in de z.g. „zoutconventie”, die o. m. de prijzen reguleert.

De wereldproductie aan k. bedroeg in 1914 rond 20 mill. ton, waarvan in de Vereenigde Staten 2 a 3 mill. ton, in Engeland en Rusland elk 1.8 mill. ton, in Duitschland 2 mill. ton, omgerekend ca. 15 mill. H.L. „solen”, in Oostenrijk 340.000 ton. Voor de voorziening van Oost-Azië is de productie der Goevernementszoutbedrijven in Ned. Indië van beteekenis. Litt.: o.m. Fürer, Salzbergbau und Salinenkunde, Braunschweig 1900.