Hulst (stad)

betekenis & definitie

Hulst (stad) - gem. in Zeeland, slechts 189 H.A. groot (alles klei) met 3500 inw., die, voor zoover zij niet in de stad wonen, aan landbouw doen. De stad H. ligt aan de spoorlijn Ter Neuzen—Antwerpen, bij de Belgische grens; zij telt 3000 inw. en heeft drukke weekmarkten van landbouwproducten voor een verren omtrek ; ook zijn er eenige fabrieken (bier, goud- en zilversmederijen, enz.). Het stadje is zeer oud; reeds in ’t laatst der 11de eeuw werden de privilegiën vernieuwd; in 1413 werd besloten het te ommuren, hetgeen door de ongunstige tijden eerst een halve eeuw later geschiedde. In 1618 werd het in een sterke vesting herschapen, hetgeen het tot den Franschen tijd is gebleven. Tallooze malen is het belegerd, het werd o. a. door Prins Maurits in 1591 ingenomen en door Prins Frederik Hendrik in 1645.