Globba - plantengeslacht der Zingiberaceeën, met 74 soorten in het Moesongebied, vooral in Oost-Indië. De naam is afgeleid van het Amboineesche: galoba. Het zijn kruidachtige gewassen met vleezige wortels. De stengels worden M. 0.30-1.50 hoog; de bladeren zijn ei- of lancet-vormig, 10-20 c.M. lang, soms fraai gekleurd; de bloeiwijze is eindstandig.
De bloemen zijn eigenaardig gebouwd. Dr. Morren vergeleek de bloem van G. met een reiger (Belg. hortic. 1885); de driebladige bloemkroon met het staminodium vormden het lijf met vleugels en staart, de lange kroonbuis: de poot, en de eenige lange, gebogen meeldraad met den 2 hokkigen helmknop: kop en hals. G. saltatoria noemt men in Engeland: balletgirl. Ook de schutbladeren en de kelk zijn gekleurd. In plaats van vruchten worden in de oksels der schutbladeren dikwijls broedknoppen gevormd. Bij G. marantina ontstaan in de plaats van bloemen dadelijk broedknoppen. Als sierplanten voor de warmekas worden aanbevolen: G. albo-bracteata (alba) uit Sumatra, 60 c.M. hoog; G. atrosanguinea (coccinea) uit Borneo, 40 c.M., roodbloemig; G. Schomburgki, 30 c.M. en G. sessiliflora 45 c.M. beide geel-bloeiend.