Synoniemen zoeken
Synoniem van gewoonte
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
gewoonte
gewoonte - gedragingen of reeks gedragingen van mens of dier, die in bepaalde omstandigheden steeds terugkeren. Een sleur of slentergang (geen meervoud) volg je gedachtenloos. Wanneer een gewoonte binnen een groep mensen van kracht is, heet zij gebruik, conventie, regel, geplogenheid of, in ironische stijl, ritueel. (Zie: mode.) Een oude gewoonte heet traditie, een Indonesische traditie heet adat. (Zie: ethos.) Van een rite of ritueel is alleen sprake bij godsdienstoefeningen; een christelijke rite heet ritus. (Zie: plechtigheid.) Men gebruikt usance (gebruik) alleen als naamwoordelijk deel van het gezegde: 'het is usance dat...' Een gebruik binnen een studentenvereniging is een mos (meervoud: mores). Zeden (alleen meervoud) gelden onder een stam, volk of volksdeel; vormen (ook alleen meervoud) zijn alleen uiterlijk. Een hebbelijkheid is voor anderen onaangenaam.
Zie: regel.
Synoniemen Handboek
Jef Anthierens (1998)
Gewoonte
Gezegde(s):
• dagelijkse kost
• om de haverklap
• bij elke stap
• aan de lopende band
• door de bank
• slag op slag
• sinds jaar en dag
• slag om slinger
• schering en inslag
• ’s lands wijs, ‘s lands eer
• koot en bikkel
• al wat de klok slaat
• dat ligt hem in de mond bestorven
Synoniemen Handboek Spreekwoorden
Gedigitaliseerd Ensie (1998)
Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Gewoonte
Eene handeling, die men zoo dikwijls doet of gedaan heeft, dat men zich bij het doen niet zelfbewust rekenschap van zijne daad geeft. Gewoonte is het algemeene woord en laat onaangeroerd of hetgeen men doet goed of ver¬keerd is. Gewoonte is eene tweede natuur. Aanwensel heeft altijd, en heb¬belijkheid meestal het ongunstige bijbegrip, dat de gewoonte verkeerd of belachelijk is. Ieder volk heeft zijne gewoonten en zijne aanwensels. Een dwaas aanwensel was het om te pas of ten onpas »waaratjé’ te zeggen. Hebbelijkheid ziet meer op een bepaalde daad. Hij had een onaangename hebbelijkheid, nl. om altijd, als hij een schaar kon machtig worden, daar¬mee te zitten knippen, soms in papier, ja soms zelfs in het tafelkleed. Hebbelijkheid staat ook voor bedrevenheid. Men moet er de hebbelijkheid van bezitten. Aanwenst is tegenwoordig minder in gebruik dan aanwensel, dat geheel hetzelfde uitdrukt, en wordt bijna alleen gebezigd voor de daad van aanwennen.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
gewoonte
gewoonte - zelfstandig naamwoord
uitspraak: ge-woon-te
1. wat men gewoonlijk doet of moet
♢ wij hebben de gewoonte met Kerst een boom neer te zetten
2. wat je gewend bent
♢ hij heeft de gewoonte 's morgens niet te eten
Zelfstandig naamwoord: ge-woon-te
de gewoonte
de gewoontes of gewoonten
Synoniemen
conventie, gebruik, mores, zede