Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Gemeenteraad

betekenis & definitie

Gemeenteraad - Aan het hoofd der gemeente staat een Raad, welks leden rechtstreeks voor een bepaald aantal jaren worden gekozen door de mannelijke ingezetenen der gemeente, tevens Nederlanders of door de wet als Nederl. onderdanen erkend, die den door de wet te bepalen leeftijd, welke niet beneden 23 jaren mag zijn, hebben bereikt en door de vrouwelijke ingezetenen der gemeente, die aan gelijke voorwaarden voldoen, indien en voor zoover de wet haar, niet uit hoofde van aan het bezit van maatschappelijken welstand ontleende redenen, kiesbevoegd verklaart. De verkiezing geschiedt op den grondslag van evenredige vertegenwoordiging. Ieder kiezer brengt slechts ééne stem uit. Om lid van den Raad te kunnen zijn, wordt vereischt, dat men Nederlander of door de wet als Nederl. onderdaan erkend en ingezeten der gemeente zij, niet krachtens onherroepel. rechterl. uitspraak wegens krankzinnigheid of zwakheid van vermogens, de beschikking of het beheer over zijne goederen hebbe verloren, noch van de verkiesbaarheid ontzet zij en den ouderdom van 23 jaren vervuld hebbe (143 Grw.). — Met den Burgemeester en het College van B. en W. vormt de Raad het bestuur der gemeente (1 Gem. w.). Aan den Raad moet, kr. art. 144 Grw., de regeling en het bestuur van de huishouding der gemeente worden overgelaten.

Hij maakt de verordeningen, die hij in het belang der gemeente noodig oordeelt. — Aan hem behoort, met betrekking tot de regeling en het bestuur van de huishouding der gem., alle bevoegdheid, die niet bij de wet aan den Burgemeester of aan B. en W. is opgedragen (134 Gem. w.). — Aan hem behoort het maken van de verordeningen die in het belang der openbare orde, zedelijkheid en gezondheid worden vereischt en van andere, betreffende de huishouding der gemeente (135). — Van den Raad kan door wetten, algemeene maatregelen van bestuur of prov. verordeningen medewerking tot de uitvoering daarvan worden geëischt (126). — De raad regelt de bezoldigingen van alle plaatselijke ambtenaren en bedienden, zoover de regeling niet aan Ged. Staten is opgedragen; de door die ambtenaren te stellen borgtochten; de geldleeningen en hetgeen verder de geldmiddelen der gemeente aangaat (136). — Hij besluit tot het koopen, ruilen of vervreemden, het bezwaren of verpanden van gemeente-eigendommen, het treffen van dadingen daaromtrent, en het aanvaarden der aan de gemeente gemaakte legaten of gedane schenkingen (137). Hij besluit omtrent het verhuren, verpachten of op eenige andere wijze in gebruik geven der gemeente-eigendommen (138). Hij besluit tot het verleenen der kwijtschelding, die krachtens de wet of eene overeenkomst, of op gronden van billijkheid toekomt aan de huurders, pachters of gebruikers der gemeente-eigendommen, en aan hen, die hebben aangenomen, ten behoeve der gemeente iets te doen of te leveren (139). — Hij maakt, in overeenstemming met algemeene of prov. voorschriften, de noodige verordeningen tot verdeeling der gemeente in wijken en tot opmaking van volledige staten der bevolking en harer huizing (140). — Hij beveelt het aanleggen of verbeteren van gemeentewegen, waterleidingen, straten, pleinen, grachten, gebouwen, werken en inrichtingen (141). — Hij kan zich de vaststelling der plannen en voorwaarden van aanbesteding der werken en leverantiën, ten behoeve der gemeente te doen, voorbehouden (142). — Hij beoordeelt en beslist, of vanwege de gem. een rechtsgeding zal worden gevoerd (143). — Hij besluit tot het instellen, afschaffen of veranderen van jaarmarkten of gewone marktdagen (144). — Hij benoemt en ontslaat alle gemeente-ambtenaren en bedienden, wier benoeming niet bij deze wet of bij plaatselijke verordening aan anderen is opgedragen (145). — Hij laat zich jaarl. verslag doen van den toestand van alle in de gemeente aanwezige godshuizen, gestichten van weldadigheid, genootschappen en andere instellingen van openbaar nut, die niet Rijks- of prov. instellingen, of aan het algemeen of prov. bestuur onmiddellijk ondergeschikt zijn (146). — Hij benoemt, zooverre de benoeming niet aan anderen behoort, op de wijze bij pl. verordeningen te bepalen, de leden en beambten van het bestuur der godshuizen en andere instellingen van liefdadigheid. Hij schorst en ontslaat de door hem benoemden (147).

— Zijne goedkeuring wordt vereischt op de begrooting en rekening der godshuizen en andere instellingen van liefdadigheid, die uit de gemeentekas onderstand genieten (148). — De Raad benoemt ambtenaren van den Burgerlijken stand (149). — De Raad bestaat, naar gelang van het aantal inwoners der gemeente, uit 7—45 leden (4 Gem. w.). — De leden hebben zitting gedurende 4 jaren. Zij treden om de vier jaren met den eersten Dinsdag van September af. De aftredenden zijn dadelijk herkiesbaar (27). Wie tusschentijds verkozen wordt treedt af op het tijdstip, waarop hij, in wiens plaats hij is verkozen, moest aftreden (30). — Wie leden van den Raad kunnen zijn, zagen wij boven reeds. De daar medegedeelde bepaling der Grw. wordt in art. 19 der Gem. w. herhaald (zie ook art. 20). — Bloedverwantschap of zwagerschap in den eersten of tweeden graad mag niet bestaan tusschen den Burgemeester en de raadsleden noch tusschen deze onderling (21, 22).

Art. 23 wijst een aantal betrekkingen aan, die met het raadslidmaatschap onvereenigbaar zijn. — De leden van den Raad mogen: in rechtsgedingen, waarin de gemeente betrokken is, niet als advocaat of procureur werkzaam zijn; bij het opnemen en goedkeuren der rekening eener aan het gemeentebestuur ondergeschikte inrichting, tot welker bestuur zij behooren, niet tegenwoordig zijn; noch middellijk, noch onmiddellijk deelnemen aan onderhandsche pacht van gemeentegoederen of inkomsten, aan leveringen of aannemingen ten behoeve der gemeente, aan het koopen van betwiste vorderingen te haren laste (24). Overtreding van art. 24 leidt tot vervallenverklaring van het lidmaatschap door Ged. Staten eventueel na schorsing door den Raad, behoudens beroep op de Kroon. Wie van het lidmaatschap vervallen is verklaard, is gedurende 2 jaren niet herkiesbaar (26). — Een lid, een der in art. 19 vermelde vereischten verliezende of eene der in art. 23 uitgeslotene betrekkingen aannemende, houdt op lid te zijn (25.) —Om kiezer te zijn voor den gemeenteraad moet men voldoen aan dezelfde eischen als voor het kiesrecht voor de Tweede Kamer worden gesteld (algemeen kiesrecht dus voor mannen boven 25 jaar, voorloopig nog geen kiesrecht voor vrouwen). Bovendien moet men ingezetene der gemeente zijn (7 Kieswet). — De wijze van verkiezing der raadsleden is geregeld bij artt. 5 —18a Gem. w.

De Raad vergadert jaarl. ten minste 6 malen en voorts zoo dikwijls de Burgemeester of B. en W. het noodig oordeelen of het door een bepaald aantal leden gemotiveerd en schriftelijk wordt gevraagd (40). — Artt. 41, 42: Oproeping. — Art. 43: De vergadering wordt in het openbaar gehouden. De deuren worden gesloten, wanneer een bepaald aantal leden het vordert of de voorzitter het noodig keurt. De vergadering beslist daarop, of met gesloten deuren zal worden beraadslaagd. Over de punten, in besloten vergadering behandeld, kan daarin ook een besluit worden genomen. De Raad kan omtrent het in besloten vergadering behandelde aan allen, die daarbij tegenwoordig waren, de geheimhouding opleggen. Deze wordt inachtgenomen tot dat de Raad haar opheft. — Art. 44 noemt een aantal onderwerpen, waarover in eene besloten vergadering niet kan worden beraadslaagd, noch een besluit genomen. —De leden stemmen elk volgens eed en geweten, zonder last van of ruggespraak met hunne kiezers (45). — Art. 46: Zaken, waarover leden om persoonlijke redenen niet mogen medestemmen. — De leden zijn niet gerechtelijk vervolgbaar wegens de stem of meening door hen in de vergadering geuit (47). — De Raad mag niet beraadslagen of besluiten zoo niet de grootste helft der leden, vacatures medegeteld, tegenwoordig is (48, 49). — Alle besluiten worden bij volstrekte meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemmen wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering, uitgesteld. In deze, en evenzoo in eene voltallige vergadering, wordt bij staken van stemmen, het voorstel geacht te zijn verworpen (50). — Ingeval omtrent het benoemen of voordragen van personen de stemmen bij herstemming staken, beslist terstond het lot (61). — Over alle zaken wordt mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd, doch bij het doen van keuzen of voordrachten van personen bij besloten en ongeteekende briefjes (52). — Het reglement van orde, dat de Raad voor zijne vergadering vaststelt, wordt aan Ged.

Staten medegedeeld (63). — De Raad kan vaste commissies uit zijne leden belasten met de voorbereiding van hetgeen waarover hij heeft te besluiten. Hij benoemt er jaarl. de voorzitters en leden van en doet hunne namen bekend maken. Van deze commissies van voorbereiding zijn wel te onderscheiden de commissies van bijstand, eveneens door den Raad uit zijn midden te benoemen, doch alleen op voordracht van B. en W. Deze dienen om B. en W. bij te staan in het beheer van bepaalde takken van de huishouding der gemeente. De leden dezer commissies van bijstand worden eveneens jaarlijks benoemd door den Raad, die hunne namen doet bekend maken. Voorzitter is altijd de Burgemeester of een der wethouders (54).

Eene pl. verordening, aan Ged. Staten mede te doelen, regelt den werkkring der commissies van beide soort (55). Elke commissie dient den Raad, B. en W. en den Burg. over de tot haren werkkring behoorende zaken van bericht en raad (56). — De regelen voor het benoemen van andere commissies van raadsleden tot uitvoering van een bijzonderen last (comm. ad hoc), worden bij het reglement van orde voor de raadsvergaderingen vastgesteld (57). — De Raad kan bepalen, dat zijne leden voor het bijwonen zijner zittingen, een presentiegeld genieten. Het bedrag wordt door Ged. Staten, nadat zij den Raad hebben gehoord, vastgesteld (58).

< >