Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Geel

betekenis & definitie

Geel - 1) kleur van dat deel van het zichtbare spectrum, dat besloten is tusschen de golflengten 600 μ en 540 μ.

2) of épervier, een soort werpnet, dat in de provincie Limburg in zwang is. Het bestaat uit twee deelen: de kap en de zak. De eerste is een rond net van ongeveer 10 M. middellijn, waaraan in het middelpunt een stevig touw bevestigd is. De zak is rondom den rand van den kap bevestigd en vormt daarvan als het ware een omgeslagen zoom, wiens buitenrand met lood bezwaard (ongeveer 1000 loodjes aan den geheelen omtrek) en naar binnen ongeslagen met korte touwtjes aan den rand van den kap bevestigd is. In den aldus gevormden rondloopenden zak worden de visschen gevangen. Men vischt met de geel vanuit een roeiboot en zet het net bij gedeelten overboord. Men vangt er barbeel, meun en sneep mede.
3) Jacob, Nederl. letterkundige en philoloog, geboren te Amsterdam in 1784, overleden te Scheveningen in 1862. Achtereenvolgens huisonderwijzer in Den Haag en bibliothecaris a/d hoogeschool te Leiden, werd G. in 1830 tot buitengewoon hoogleeraar a/d Leidsche universiteit benoemd. Als philoloog publiceerde hij tal van geschriften op het gebied der klassieke letterkunde: uitgaven van Theocritus met de Scholia (1820), de Phoenissae van Euripides (1846), waarin hij Valckenaer’s standpunt verdedigde en zijn scherpzinnigheid en geleerdheid bewees; Historia critica Sophistarum (1823), enz. Met Bake, Peerlkamp en Hamaker stichtte hij de „Bibliotheca critica nova” (1825). Voor de nieuwe letterkunde had hij groote belangstelling; hij was een groot voorstander van eenvoud en waarheid in de kunst, vooral als criticus heeft hij groote waarde.

Een bundel critische opstellen Onderzoek en Phantasie verscheen in 1838. Verder verschenen nog verhandelingen over Het Proza en Gesprek op den Drachenfels over de Romantiek. Van zijn vertalingen noemen wij die van Sterne’s Sentimental Journey. Resultaat van zijn bibliothecaris-ambt was de Catalogus codicum manuscriptorum qui inde ab anno 1741, Bibliothecae Lugduni Batavorum accesserunt (1852). Vgl. M. J. Hamaker, Jacob Geel, naar zijn brieven en geschriften geschetst (1907); A. G. Wientjes, De Jacopo Geelio philologo classico (Leiden 1909).