Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Lood

betekenis & definitie

Lood - scheikundig element, atoomgewicht 206, waarschijnlijk reeds aan de Israëlieten, zeker bij de Romeinen bekend en van het tin, waarmede het tot dien tijd blijkbaar zeer vaak werd verwisseld als plumbum nigrum onderscheiden. — Voorkomen in de natuur. Het l. wordt in de natuur wel eens als metaal aangetroffen, maar hoofdzakelijk komt het voor als galeniet, l. sulfide en cerussiet, l. carbonaat. Dit laatste is evenals het minder voorkomende anglesiet, l. sulfaat, en de vrij zeldzame mineralen, pyromorfiet en mimetessiet, respectievelijk l. chloride houdend l. phosphaat en arseniaat, ontstaan door verweering van galeniet. Het wordt voor een klein gedeelte uit loodglit, PbO, door smelten met kool, soms ook onder toevoeging van kalk verkregen.

Uit loodglans, PbS, het belangrijkste looderts, wordt het door roosten gemaakt, waarbij het proces zoodanig wordt geleid, dat het gevormde oxyde juist voldoende is om het onveranderd sulfide tot zwaveldioxyde en lood om te zetten. Volgens een tweede methode geschiedt de ontzwaveling door ijzer. Daar het loodsulfide vaak zilverhoudend is, wordt bij deze bewerkingen dikwijls een zilverhoudend lood, z.g. werklood, verkregen, dat hetzij door afdrijven hetzij door pattionsonneeren op zilver wordt verwerkt. Men kan het in regelmatige octaeders gekristalliseerd verkrijgen. Er komen evenwel ook andere allotrope vormen voor. Het s.g. bedraagt 11,3; is echter, evenals bij de meeste metalen, vrij sterk afhankelijk van de voorgeschiedenis, hetgeen, naar de laatste onderzoekingen, samenhangt met allotrope veranderingen. Het smeltpunt ligt bij 325°, het kookpunt bij ± 1500°. Zuiver lood is zeer week, zoodat het zelfs op papier afgeeft.

Het is taai, snijdbaar, kan tot platen gewalst, tot buizen geperst en tot draad, mits niet te dun, getrokken worden. Aanwezigheid van vreemde metalen maakt het lood harder, evenals zwavel en zuurstof. De kleur is blauwachtig grauw. De versche metaaloppervlakte verliest door oxydatie aan de lucht spoedig haar glans, doch de oxydhuid behoedt het onderliggende metaal voor verder inwerken, waardoor het lood van de niet-edele metalen mede tot de meest resistente behoort en voor looden apparaten voor chemische doeleinden, bijv. de looden kamers bij de zwavelzuurfabricage, en tot afdekking van gebouwen of gedeelten daarvan veel wordt gebruikt. Van de sterke zuren tast zoutzuur weinig, salpeterzuur gemakkelijk, zwavelzuur alleen in geconcentreerden toestand het l. aan. Organische zuren werken vooral bij luchttoevoer gemakkelijk in; op de inwerking van luchthoudend azijnzuur berust een van de methodes voor de fabricage van loodwit. De inwerking van lucht en koolzuurhoudend water is oorzaak, dat uit looden waterleidingbuizen het lood kan worden opgenomen. Ook alkaliën lossen lood op.

In al deze gevallen zijn kleine bijmengsels in staat grooten invloed in positieven zoowel als in negatieven zin uit te oefenen. Lood vormt tweewaardige anionen, doch ook enkele driewaardige verbindingen; ook zijn eenige vierwaardige verbindingen bekend. Daarnaast kent men ook vierwaardige anionen, die aanleiding geven tot de vorming van plumbaten. De tweewaardige loodionen zijn kleurloos. Zij vormen met anorganische zuurionen meest weinig oplosbare verbindingen. Vooral mogen hiervan gememoreerd worden het loodchloride, -jodide, -sulfide, -nitraat, -acetaat, -sulfaat, -nitriet, -carbonaat en -chromaat. Van de plumbaten is menie het oudst bekende, terwijl ook het calcium plumbaat toepassing vindt. Van de verbindingen is verder het loodoxyde en loodperoxyde van belang.

Het metaal zelf vindt wegens zijn moeilijke aantastbaarheid technische toepassing in den vorm van platen in de chemische industrie en in de bouwtechniek, gas- en waterleidingbuizen, wegens zijn hoog s.g. in kogels en gewichten, om zijn gemakkelijke smeltbaarheid en weekheid voor het vastgieten van metalen voorwerpen in steen, e.d. Verder in een groot aantal loodlegeeringen en als uitgangsproduct van een aantal chem. verbindingen. — Statistiek. De wereldproductie steeg van 0,85 mill. ton in 1900 tot 1,14 mill. ton in 1913. In dat laatste jaar produceerden de Ver. St. 0,4, de rest van N.-Amerika (Mexico, Canada,) 0,08, Spanje 0,203, Duitschland 0,181, België 0,05, Engeland, Frankrijk, O.-Hongarije, Italië en Griekenland elk 0,02 tot 0,03, Australië 0,116 mill. ton. De grootste verbruikers zijn de Ver. St. met 0,4, Duitschland met 0,223, Engeland met 0,191 en Frankrijk met 0,107 mill. ton. De gemiddelde jaarprijs van l. in New-York was van 1900 tot 1913 vrij constant ± ƒ 0,23 per K.G., daalde echter in 1914 tot iets beneden ƒ 0.20, waardoor verschillende mijnen en smelterijen gedwongen werden het werk te staken. De prijs in Londen vertoonde grootere schommelingen en was ± ƒ 0,14 per K.G., in de jaren 1902, 03 en 04, en ± ƒ 0,22 in de jaren 1913, 14.