Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Gaarde

betekenis & definitie

Gaarde - Bij rijsmaterialen spreekt men van gaarden of latten; dat zijn de lange en dikke rijzen, waarvan men do tuinen vlecht. Men onderscheidt naar de afmetingen en houtsoort: Hollandsche, Brabantsche en Geldersche gaarden. De Holl. g. komt in den handel voor in bossen van 40 stuks, ze is met de blees 2.70 a 2.80 M. lang en heeft een omtrek van 4.5 à 7 c.M. op 60 c.M. van het bouteinde. De Brab. g. wordt in bossen van 10 stuks gebonden; ze heeft ongeveer dezelfde lengte als vorengenoemde en is iets dunner, n.l. 4 à 5 c.M. De Geld. g is 3.80 à 4.40 M. lang en in omtrek 8 à 10 c.M. dik, eveneens op 60 c.M. van het ondereinde.

Ze worden gebonden in bossen, waarvan de omtrek bij den ondersten band, dat is 30 c.M. van het ondereinde, 70 c.M. is. Terwijl de Holl. g. uit waterwilgen rijshout wordt gehakt, neemt men voor de Brab. g. eiken-, esschen-, hazelaren- of berkenhout en de Geld. g. bestaat uit rijswaarden of eikenhout. Omdat de g. sterk en veel gebogen moeten worden bij het vlechten om de palen, is het een vereischte, dat ze van den laatsten hak, d.w.z. groen en versch zijn. Ze worden gewoonlijk per 100 bos verhandeld en geleverd.