Franz - (Robert), geb. 1825, overl. 1892, een der beste lied-componisten na Schumann. Hij studeerde een tijdlang bij Friedr. Schneider te Dessau, ging later terug naar Halle, zijn geboorteplaats, en bestudeerde daar ijverig de werken van Haendel en Bach. Toen in 1843 zijne eerste liederen verschenen, vonden zij aanvankelijk weinig bijval bij de groote massa.
Aan Rob. Schumann komt de eer toe, dadelijk de beteekenis van F. te hebben ingezien. Met prijzenswaardige zelfkennis beperkte F. zich tot het schrijven van zangmuziek, en wel voornamelijk éénstemmige liederen met pianobegeleiding, waarvan meer dan 350 verschenen zijn, en waarin F. zich een geboren „lyriker” toont. Een tijd lang had elke zangeres en zanger van beteekenis zijne liederen in hun repertoire; tegenwoordig worden ze — zeer ten onrechte — verwaarloosd. F. heeft ook eenige koorcomposities geschreven, en verschillende werken van Bach en Haendel bewerkt. Over de waarde van den laatstgenoemden arbeid zijn de meeningen verdeeld; velen meenen, dat F. niet objectief genoeg te werk ging. Hij was te Halle werkzaam als organist, leider van de „Singakademie” en Muziekdirecteur aan de Universiteit. In 1861 verleende deze hem het doctoraat h. c. Eene ongeneeslijke doofheid noodzaakte hem de laatste 15 jaren van zijn leven, elke muzikale bezigheid op te geven.