Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Schumann

betekenis & definitie

Schumann - (Robert), toonkunstenaar met buitengewone gaven en van een groote beteekenis als schrijver over muziek, geb. 1810 te Zwickau, overl. 1856 te Bndenieh bij Bonn. Zijn vader — een boekhandelaar — begunstigde de muzikale neigingen van zijn zoon, maar toen hij stierf, wist de moeder door te zetten, dat Sch. in de rechten zou studeeren. Hij werd stud. jur. in naam, maar hield zich voornamelijk met de toonkunst bezig. Toen hij eenmaal den tegenstand van zijn moeder overwonnen had, studeerde hij ijverig onder Wieck en Dorn.

Reeds in zijn eerste composities (Papillons, Paganini-Etudes) toont hij zijn geheel zelfstandige, sterk-romantische natuur. Zijn eerste (± dertig) composities zijn voor piano geschreven, en vertegenwoordigen, met zijn liederen, wel het allerbeste van zijn werk. De orkest- en koorwerken staan niet op dezelfde hoogte. Zijn liederen zijn, voor ’t grootste gedeelte, ontstaan in ’t eerste jaar van zijn huwelijk met Clara Wieck en behooren tot het schoonste, wat op het gebied der muzikale lyriek geboden is. Sch. was aanvankelijk te Leipzig gevestigd, werd daar in 1843 benoemd tot leeraar aan het, door Mendelssohn opgerichte, conservatorium, leefde van 1844 tot 1850 als leeraar en koordirigent te Dresden, ging vandaar naar Düsseldorf, waar hij benoemd was tot stedelijk muziekdirecteur, maar moest die betrekking in 1853 opgeven, wegens de steeds toenemende stoornis van zijn geestvermogens.

Begin 1854 trachtte Sch. zich in den Rijn te verdrinken, werd gered, maar moest in een krankzinnigengesticht worden opgenomen, waar hij tot zijn dood bleef. In Sch. mogen wij zien een der meest poëtische en gevoelige toonkunstenaars. Hij heeft, met zijn vurig-vooruitstrevenden aard, veel gedaan voor de kunst der jongeren. Het door hem gestichte muziektijdschrift getuigde van een echt modernen geest. Een lijst van zijn talrijke werken, en een opgaaf van de rijke Schumann-litteratuur vindt de belangstellende in ’t Lexikon van Riemann.

2) Clara Josephine, geb. Wieck, geb. te Leipzig 1819, overl. te Frankfort 1896, vrouw van den voorg., was een uitmuntende pianiste, die vooral de werken der klassieke meesters en die van haar echtgenoot voortreffelijk voordroeg. Zij was tevens een goed geschoolde, talentvolle componiste en heeft, als nauwgezet leerares, vele goede leerlingen gevormd.

< >