Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Eer

betekenis & definitie

Eer - de uitdrukking voor het besef van de waarde en roeping, die de mensch heeft ten aanzien van zich zelven, anderen, God. Eerbesef draagt het karakter van hoogmoed, als de mensch deze waarde en roeping in zichzelf laat berusten; daarentegen van ootmoed, als hij ze aan anderen, bepaaldelijk aan God, ontleent. Eer is dikwijls het laatste wat de mensch nog aan zedelijk bezit overhoudt en dan nog slechts een vorm, maar zonder dezen is hij geheel verloren. Ook christenen hebben eerbesef, zelfs in bijzondere mate, omdat zij boven andere en zelfs eigen erkenning hunne waarde vinden in God (1 Cor. 4:3v).

Het aankweeken van nederigheid door het verrichten van voor het eerbesef kwetsende praktijken (b. v. in de kloosteroefeningen) kan hoogstens in persoonlijke gevallen waarde hebben. (Zie ASCESE). Het moet echter als regel worden afgekeurd. De ware eer onderstelt persoonlijke waarde en verdiensten voor de gemeenschap. Er is onderscheid tusschen persoonlijke eer en solidariteitsgevoel (esprit de corps), dat men heeft als lid van een gezin, kring, stand, volkkerk, enz. Dit geeft vaak aanleiding tot collisies, waarin de zedelijke waarde der levensbetrekking ten slotte moet beslissen. Eer-gevoel, -besef zijn loffelijk. Eer-zucht is zelfzuchtige afwijking.