Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Eengeboren zoon

betekenis & definitie

Eengeboren zoon - Jezus wordt in het N. T. meermalen E. Z. genoemd: Joh. 1 : 14, 18, 3 : 16, 18, 1 Joh. 4 : 9. Hierdoor wordt hij gesteld tegenover de menschen, die door het geloof tot Zonen van God kunnen worden. In het gewone leven is iemands E. Z., hetzelfde als zeer geliefde zoon. De begrippen e. en geliefd wisselen dan ook in de bijbeltaal af, doordat de LXX het eene woord door het andere weergeeft. Voor de beteekenis van E. Z. in het algemeen vgl.

Lk. 7 : 12, 8 : 42, 9 : 38, Hebr. 11 : 17. In de kerkelijke theologie is deze uitdrukking van groot belang geworden, omdat zij de bijzondere betrekking, waarin Jezus tot den Vader staat, niet alleen als eene van gezindheid (liefde), maar ook van bestaan (wezen) opvat. In zooverre wordt de Zoon beschouwd als deel hebbende aan het eeuwige, ondeelbare wezen van den Vader, zoodat Hij evenals de Vader God is, en omdat van twee Goden geen sprake kan zijn, dus éen en dezelfde, eenige God. Vandaar ook eeniggeboren Zoon. Toch wordt Hij tegelijk als Zoon van den Vader onderscheiden. Dit wordt aangeduid door de uitdrukking geboren, wèl te onderscheiden van gemaakt. Wat gemaakt is, is werk van den Schepper, dat wel iets van Hem uitdrukt, maar dat niet tot Hem zelf, zijn wezen, behoort, terwijl wat geboren is uit den Vader het wezen van den Vader in zich heeft. Dit noemde men de eeuwige geboorte.

De betrekking tusschen V. en Z. wordt dus niet physisch (als lichamelijk-natuurlijk), ook niet alleen ethisch (als eene van gezindheid), maar vóór alles metaphysisch, ontologisch (als eene van zijn, wezen) opgevat. De Jezus, zooals Hij op aarde een menschelijk leven leidt, is niet de Zoon van God zonder meer, maar deze Zoon mensch-, vleesch-geworden, d. i. met de menschelijke natuur verbonden. Zoo de leer der R.K., Gr. K. en Prot. Kerken.

In de laatste is echter de uitdrukking E. Z. door velen allengs beperkt tot den zin: bijzonder nauw met God verbonden door eenheid van gezindheid (zoo Ritschl en zijne school, de jongere evangelischen en vele modernen ten onzent). Dit in verband met de scheiding van wetenschap (speciaal wijsbegeerte) en godsdienst, waarbij de laatste zich bepaalt tot gezindheid, stemming, handeling. Zie Gillis Pson Wetter, Der Sohn Gottes; eine Untersuchung ü. den Charakter u. die Tendenz des Joh. Evang., zugleich ein Beitrag zur Kenntniss der Heilandsgestalten der Antike (1916); A. Schatter, Jesu Gottheit u. d. Kreuz (1913).

< >