Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Doucin

betekenis & definitie

Doucin, - Pirus malus acerba (Duitsch Süss-of Splittapfel) is een struikachtige appel met behaarde scheuten en bladonderkanten, nerven rood, waarschijnlijk afkomstig uit Italië en wordt als onderstam ter veredeling van appelvariëteiten in de fruitteelt gebruikt. In tegenstelling met de voor hetzelfde doel gebruikte paradijsappel (P. m. paradisiaca), die gladde bladeren en scheuten draagt, heeft doucin een vezelige breuk aan de wortels; paradijswortel knapt glad af. Aankweek van doucin vooral in Frankrijk door zaad en aflegging. Uit zaad geteelde planten beantwoorden minder aan het doel aan dezen onderstam gesteld dan kunstmatig vermenigvuldigde.

Aflegging door aanhooging van twijgen, zelden van scheuten. De jonge planten worden hier meestal uit Frankrijk (Orleans) ingevoerd. Veredeling met appels voornamelijk door oculatie, maar enten is niet uitgesloten. Als onderstam gebruikt men de doucin om den er op te kweeken boom een matigen groei te geven en de vruchtbaarheid te bespoedigen; hij wordt vooral gekozen voor de teelt van niet zeer vruchtbare variëteiten in struikvormen op middelgoeden bodem. Paradijs werkt in dit opzicht meer doeltreffend, maar bij dien onderstam is de vegetatie dikwijls te veel opgeofferd aan de generatieve levensuitingen. De levensduur van den appelboom op doucin is korter dan van dien op wilden appel (zaailing), langer dan van dien op paradijsonderstam. In ons land wordt de doucin als onderstam veel gebruikt en alle boomkweekers vermelden hem in hun prijscourant.

< >