Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Dirk

betekenis & definitie

Dirk - naam van een 7-tal graven van Holland uit het Hollandsche huis:

Dirk I (± 915 tot na 939), waarschijnlijk de zoon of kleinzoon van zekeren graaf Gerolf, die 885 ondergeschikt blijkt aan den sedert 882 in „Friesland” gevestigden Noormannenhertog Godfried en die in 889 door keizer Arnolf met eenige goederen in zijn graafschap werd begiftigd. Het bedoelde graafschap wordt omschreven als het duinlandschap van den Rijnmond Noordwaarts tot het voormalige Schoorlerbosch. Dirk I moge in dat ambtsgebied al wat persoonlijk eigendom bezeten hebben, van Gerolf hebben geerfd?, in 922 schonk Karei de Eenvoudige, toen heerscher over Lotharingen, hem bovendien de kerk van Egmond en al hare bezittingen. Ook deze zijn niet precies te localiseeren. Van graaf Dirk weten wij verder zoo goed als niets. Hij vestigde nonnen in de oude abdij van Sint Pieter te Egmond, liet er het stoffelijk overschot van den H. Adalbert overbrengen en wordt door de Egmondsche overlevering met zijn gemalin Geva dankbaar herdacht.

Dirk II (overl. na 1 Apr. 988), zoon en opvolger van den vorige, gehuwd met Hildegarde, mogelijk een dochter van Arnulf van Vlaanderen, heeft van Otto III uitgestrekte bezittingen in West-Friesland en Maasland ontvangen, waaraan het Hollandsche huis zijn eigenlijk politieke opkomst dankt (985). Hij begunstigde de grafelijke abdij van Egmond door schenking van land, bouw van een steenen kerk, een nog bewaard evangeliarium (Koninkl. Bibl. ’s-Gravenhage). Ook tot de Sint Pieter te Gent heeft hij in nog niet opgehelderde betrekkingen gestaan. — De traditie van trouw aan het Duitsche Rijk werd voortgezet. Dirks oudste zoon, Arnolf, huwde Ludgarde, schoonzuster van Hendrik II en diens zoon Egbert was onder Otto III aartsbisschop van Trier en kanselier van het Duitsche Rijk.

Dirk III (993—1039), zoon en opvolger van graaf Arnolf, kleinzoon van Dirk II. Verloren ging tijdens het regentschap van Ludgarde, wat de grafelijke familie aan de Schelde bezat. Ook in het Westfriesche gebied, waar Arnolf gesneuveld was 993, restte niet veel meer. D. III zag zich tot Kennemerland en Maasland beperkt. Hij zocht uitbreiding in de natuurlijke richting, n.l. ten koste van bisschop Adalbold van Utrecht.

Aan het Sticht ontrukte hij eerst Bodegraven en Rijnland en bovendien nam hij van uit zijn Maaslandsche operatiebasis: Vlaardingen, het daarbij aansluitende gebied van het Merwede-bosch. Een rijksexpeditie onder bevel van Godfried van Nederlotharingen, waaraan ook bisschop Adalbold deel nam, mislukte. In 1018 werd het uitgezonden leger verslagen — wij weten niet precies waar —; de bisschop ontsnapte ternauwernood, de hertog werd gevangen genomen. Daar de keizer echter alle reden had zijn neef, die krachtig moest zijn voor de grenswacht tegen de Noormannen, te sparen, en daar bovendien de mislukking niet tot herhaling uitlokte, hield Dirk III het betwiste gebied, waar weldra Dordrecht verrees. Dirk III, de Jeruzalemmer geheeten van wege een pelgrimstocht naar het Heilige Land, overleed in 1039.

Dirk IV (1039—49), zoon en opvolger van Dirk III, heeft de erfenis zijns vaders slechts kunnen handhaven, niet uitbreiden. Nu de keizerlijke politiek meer en meer de Utrechtsche bisschoppen als organen van het rijksgezag begunstigde, werd de graaf gedrongen in het kamp van de aan dat gezag vijandige macht van den hertog van Nederlotharingen, Godfried IV. In 1046 verloor hij tijdelijk de Z. Holl. aanwinst van zijn vader. Maar in het volgende jaar waren de bondgenooten er weer boven op. Dirk IV bracht keizer Hendrik III een volslagen nederlaag toe op de Maas, terwijl Godfried Nijmegen verwoestte.

De strijd was daarmede echter niet gedaan. De rijks-coalitie versloeg in 1049 Dirk IV bij Dordt, die kort daarop werd gedood. Het jonge graafschap scheen in de Lotharingsche troebelen vernietigd te zijn. Dirk’s broer, Floris I, was voorloopig een graaf-zonder-land, al duurde dat slechts kort.

Dirk V (1061—91), zoon en opvolger van Floris I, was bij diens dood in 1061 nog minderjarig. Daarvan maakte bisschop Willem van Utrecht gebruik om de aanspraken van zijn voorgangers te hernieuwen. Keizer Hendrik IV schonk 1064 den Utrechtschen bisschop, Willem van Gelre, het graafschap langs de oevers van den Rijn en in Westflinge, met inbegrip van de Egmondsche abdij, zooals Dirk III dat bezeten had. Van nu af aan maakte het graafschap een geweldige crisis door. Dirks stiefvader, Robert de Vries, Vlaamsche gravenzoon, was de „graaf der wateren” en Dirk hield niet veel meer over dan het luttele bezit van een paar eilanden bezuiden de Maas.

Maar toen Robert de Vries in 1076 na langen strijd in het bezit van het graafschap Vlaanderen was gekomen en Godfried met den Bult, ’s keizers trouwe steun, te Delft was vermoord, toen brak het oogenblik van herstel aan. In 1085 had Dirk dat geheel en al bereikt. Zelfs had hij de voldoening gesmaakt bisschop Koenraad in het slot IJselmonde gevangen te nemen. Zes jaar rustige regeering over het herstelde graafschap stonden hem nog te wachten. In 1091 volgde zijn zoon, Floris II (1091—1122) op.

Dirk VI (1122—1157) en diens kleinzoon Dirk VII (1190—1203) zijn geen van beiden figuren geweest, die voor de groote lijnen van Holland’s geschiedenis belangrijk zijn. De grootvader had 1132 bijna West-Friesland verloren zien gaan, door den opstand onder zijn jongeren broer, Floris den Zwarte, heeft verder zijn Stichtsche veeten-bestaan door een Palestijnsche bedevaart onderbroken, maar kon toch het door Koenraad III aan den Utrechtschen bisschop 1138 geschonken Oostergoo en Westergoo niet terugkrijgen. — De kleinzoon heeft in zijn dertienjarige regeering een dergelijken opstand der Westfriezen onder zijn jongeren broeder Willem I weten te beëindigen, tegen Vlaanderen zijn Geervliet-tol krachtig verdedigd, in het Sticht zich met de bisschopsbenoeming bemoeid en ook daar geoorloogd (1198—1203) echter zonder veel succes, want hij werd gevangen genomen en stierf in het jaar van zijn bevrijding. Tusschen beide Dirken in staat Floris II. Dirk VII werd opgevolgd door Ada van Holland.

< >