Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Diaspora

betekenis & definitie

Diaspora - (Gr.), „verstrooiing”, Deut. 30 : 4, Ps. 147 (146) : 2, duidt sedert de ballingschap de Joden buiten het Heilige land aan, Joh. 7 : 35. Ook als krijgsgevangenen of als landverhuizers verspreidden ze zich later door het geheele Rom. rijk. Belangrijke centra bleven Mesopotamië, Medië, Babylonië en werden KleinAzië, Alexandrië en Rome. Hun d. wordt aanschouwelijk door de kaart in A. Deissmann, Paulus, 1911.

Hand. 2 : 9—11 geeft ons een staaltje. Het vaderland bleef Palestina, de stad Jeruzalem. Zij bleven Israëlieten, ook al kregen ze het burgerrecht van stad of rijk. Van hun propaganda spreekt o.a. Matth. 23 : 15. — Overdrachtelijk wordt d. gebruikt voor allerlei leden van een kerk of natie buiten hun eigen terrein. Zoo heeten de Christenen ten opzichte van hun hemelsche vaderland, volgens sommigen 1 Petr. 1 : 1, Jak. 1 : 1, D. —Diaspora der Roomsch Katholieken: in Duitschland en de aangrenzende landen was de godsdienstige beweging van de 16e eeuw door den Westfaalschen vrede (1648) tot een afsluiting gekomen, zoodat van toen af de kerken, dikwijls zelfs scherp afgesloten, voor zich leefden en haar terrein handhaafden. Plaatselijke vermenging van de confessies begon met de 19e eeuw vooral sinds 1848 en de politieke veranderingen van 1866 en 1870 met de grootere vrijheid voor handel en verkeer, de vrijheid van vestiging. Daarmee begon een bijna, algemeene, nog voortdurende fluctuatie der bevolking en verschuiving van de confessioneele verhoudingen vooral in de studie en in de uitgebreide industriegebieden, zoodat in Duitsche gewesten thans nauwelijks nog eene grootere uitsluitend R.-Kath. of uitsluitend Protestantsche gemeente te vinden is. Thans hebben, slechts München-Freising en Passau uitgezonderd, alle bisdommen van het Duitsche rijk hun d. Ook vroeger geheel R. K. bisdommen als Keulen, Munster, Trier, hebben reeds lang een steeds groeiend aantal d.-zielzorgplaatsen, andere zijn Apostolisch vicariaat.

Zoo kan men ook in andere landen, waar gebieden zijn, waar de R.-K. verstrooid wonen tusschen andere gezindten, van d. spreken, b.v. in Rusland en in Noord-Amerika. Voor de zielzorg van al deze d. R.-Kath. trad vooreerst en langen tijd bijna alleen de te Lyon in 1822 gestichte vereeniging tot voortplanting van het geloof, in Duitschland gewoonlijk Franciscus-Xaverius vereeniging genoemd, met haar middelen op, alsmede de door koning Lodewijk I ingevoerde en zelfstandig georganiseerde Ludwig-Missionsverein. De hoofdzorg voor de Duitsche d. R.-Kath. zou toch de Bonifaciusvereeniging ten deel vallen. Deze kon sinds haar bestaan (1849) in meer dan in 3000 plaatsen van haar arbeidsveld kerken en kapellen, scholen, wees- en communicatiehuizen bouwen of helpen bouwen en een regelmatige zielzorg inrichten. — De Protestantsche kerk heeft zich ten allen tijde het lot aangetrokken van de geloofsgenooten in R.-Kath. of Mohammed, landen. Dit blijkt o.a. uit de liturgische gebeden in het kerkboek, maar het gebed ging van daden vergezeld. Nog wordt jaarlijks in de Alg. Synode der Ned. Herv.

Kerk een verslag uitgebracht van het fonds ter ondersteuning van de Waldenzen. Voor het buitenland kunnen we verwijzen o.a. naar E. W. Bussmann, Evangelisch D.-kunde, 1908. Zoellner, Seelsorge in der D. (In P. Blau, Praktische Seelsorge, 1912, S. 192 ff.) Internationaal is de ook te onzent werkzame Gustaaf Adolf-vereeniging, nationaal de Evangelische Maatschappij. Vooral wordt de aandacht geschonken aan de verzorging van de geestelijke belangen der Prot. Nederlanders in Duitschland. Dit geschiedt van verschillende zijden, ook met medewerking van de Algemeene Synode der Ned. Herv. Kerk.

Er zijn geregelde diensten op de vaste posten Duisburg, Recklinghausen, Düsseldorf. Hulp wordt verleend te Dortmund, Gladbeek, Crefeld, en elders. De evangelisatie-arbeid te Gronau en te Emmerik wordt gesteund. Indertijd hadden Nederlandsche kerkdiensten plaats door predikanten uit Twente te Schüttorf. Vgl. over het Ned. element aldaar E. Rolffs, Das kirchliche Leben der ev. Kirchen in Niedersachsen, 1917, 217 en de leerzame kaart achterin. We gaan stilzwijgend voorbij den arbeid, door het Ned. Zendeling-genootschap aan de d. gewijd vóór het jaar 1848, omdat daarvan het doel toch eigenlijk de uitwendige zending was.

< >