Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Mesopotamië

betekenis & definitie

Mesopotamië - = „Tusschen de rivieren” Tigris en Euphraat, in het algemeen de vlakte, die het Syrisch-Arabische plateau van het hoogland van Iran scheidt, van het Armenische randgebergte in het N. tot de ondiepe Perzische Golf in het Z. — M. wordt verdeeld in Opper-M. (el Djesire), benoorden de streek, waar de beide rivieren elkander het meest naderen en Neder-M. of Irak in het Zuiden. Het eerste bestaat uit tertiaire gesteenten: eoceene mergel, kalksteen en gips en bitumineusen kleisteen, waarin de rivieren haar dalen ingesneden hebben. ’t Is een golvende steppe- of woestijnvlakte, 100 tot 400 M. hoog, waardoor een enkele oud-vulkanische keten loopt. — Neder-M. is een alluviaal laagland met zand- en kleibodem, dat door de rivieren op de Perzische Golf is veroverd en bij de gemeenschappelijke delta, de Sjat-el-Arab, nog steeds aangroeit, ’t Is gedeeltelijk woestijn-, gedeeltelijk moerasland, doorsneden door talrijke rivierarmen en kanalen. De bodem is volkomen vlak, er bovenuit verheffen zich de „tels”, puinhoopen der ondergegane kultuurcentra van vele eeuwen. In Opper-M. stroomen de rivieren dikwijls in nauwe dalkloven, ofschoon ook hier breedere dalbekkens met alluvialen bodem voorkomen, in Beneden-M. zijn het echte vlaklandsrivieren, die zich in talrijke armen verdeelen, eilanden, vertakkingen en oevermeren vormen en in den regentijd hun omgeving overstroomen. — Het klimaat is een subtropisch woestijnklimaat, in het Z. bijna tropisch.

Mosoel heeft een Jan.-temperatuur van 7° C.; Juli 34,2°; voor Bagdad zijn deze cijfers 10,6° en 33,8°. In den winter kan de temperatuur meerdere graden onder 0 dalen, terwijl de zomers zeer heet zijn. Regen valt alleen in den winter; in Mosoel 390, in Bagdad 260 m.M. per jaar. — Het grootste gedeelte van M. is woestijn en woestijnsteppe, met lage tamarisken en andere doorngewassen. Daarnaast komen in Irak ook uitgestrekte riet-moerassen voor. — De ± 2.000.000 bewoners zijn voor het grootste gedeelte Arabieren ; ± 500.000 leven als nomaden in de steppen; de overige zijn gevestigd in de steden en dorpen langs de rivieren en kanalen, waar men ook alleen het cultuurland vindt. Verbouwd worden in de hoogere streken gerst, in de lagere rijst; verder tarwe, haver, boonen, linzen, kool, dadels (vooral in het Zuiden), abrikozen, granaten, vijgen, sinaasappelen, meloenen en kalebassen, opium, sesam, katoen, hennep, suikerriet. In het wild groeien gummitragant en zoethout. De veeteelt levert vooral schapen, verder runderen, buffels, ezels, paarden en kameelen. Bij Hit aan den Euphraat wordt asphalt en petroleum gevonden.

De industrie levert wollen- en kameelharen goederen, tapijten, biezenmatten en metaalwerk. De handel is in dit doorgangsland vrij aanzienlijk. De Bagdad-lijn is in aanleg. De Tigris wordt tot Ssamara met stoombooten bevaren, tot Diabekr met keleks (vlotten, die op opgeblazen geitenhuiden drijven). De vaart op den Euphraat, die tot Biredsjek bevaarbaar is, is gering. De voornaamste plaatsen zijn Diabekr, Mosoel, Bagdad aan den Tigris; Ed Der, Kerbela, Hille aan of bij den Euphraat; Basra en Mohammera in het mondingsgebied. In het Z.O. behoort een klein gedeelte aan Perzië, het overige tot het Turksche Rijk. Een groot gedeelte werd gedurende den Wereldoorlog door de Engelschen bezet.

Bij den vrede van Sèvres moest Turkije zijn souvereiniteit over M. opgeven. Het vormt thans een afzonderlijk Arabisch rijk Irak, waarover in Augustus 1921 Emir Feisoel tot koning werd gekroond. Het staat onder Engelsch protectoraat. Zie verder WERELDOORLOG. Het oude Mesopotamia was oorspr. de vlakte tusschen den middenloop van Euphraat en Tigris, in ’t Z. begrensd door de plaats waar beide rivieren elkaar tot op eenige mijlen naderen, in ’t N. door het randgebergte van het Armenische hoogland (de Hazrubergen). Het stond met zijn weinige steden onder Perzische heerschappij, werd gecoloniseerd door de Seleuciden en eerst toen kwam de naam (van ’t Gr. mesos ,,midden” en potamos „rivier”) in zwang, nadat het vroeger als bij Syrië of Assyrië behoorende was beschouwd, de Romeinen veroverden het onder Septimius Severus eerst. Zie Handcock, Mesopotamian Archaeology (1912). Zie NAHARINA.