Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

David van bourgondië

betekenis & definitie

David van bourgondië - bisschop van Utrecht, natuurlijke zoon van Philips den Goede, hertog van Bourgondië; geb. 1425, overleden 1494 op zijn slot Wijk bij Duurstede; nog minderjarig kreeg hij het bisdom Kamerijk en werd in 1451 bisschop van Thérouanne in Artois en verkozen bisschop van Utrecht, waar zijn tegenstander Gijsbrecht van Brederode door de huurlingen van zijn vader verdrongen en in 1470 door D. gevangen genomen werd. Hij regeerde energiek, bevorderde kunst en wetenschappen, begunstigde de scholen van de broeders van het Gemeene Leven. Tegen het kerkelijk recht in legde hij in 1474 op de geestelijken van zijn graafschap en op die goederen, welke meer dan 60 jaren in bezit waren, een drukkende belasting; hierbij ondervond hij grooten tegenstand. Ook hierom kreeg hij tegenstanders, dat hij zich van vreemdelingen als raadslieden bediende.

Na den val van het Bourgondische rijk werd door de tegenpartij Engelbert van Kleef gepostuleerd, die Utrecht innam; de geestelijkheid wilde Engelbert niet erkennen. Maximiliaan van Habsburg veroverde de stad in 1483 en stelde D. weder aan. Ondanks zijn woelige regeering zorgde hij goed voor de tijdelijke en geestelijke belangen van zijn bisdom. Hij was echter zeer heerschzuchtig jegens zijn voornaamste onderdanen, lichtzinnig van karakter, maakte zich soms aan weelde en wereldsche gezindheid schuldig, die aan zijn waardigheid weinig pasten. Onder hem kwam Utrecht onder den invloed van het huis van Bourgondië.