Bladgoud of geslagen goud; goud in den vorm van dun uitgeplette vliezige blaadjes; het wordt vooral gebruikt voor het vergulden van hout, steen, metaal, papier, enz. Het b., dat voor dit doel dienen moet, wordt vervaardigd door fijn goud eerst in den vorm van 70 tot 140 gram zware staven of reepen uit te gieten en deze vervolgens tot platen uit te slaan, die voorts tusschen pletrollen tot goudblik worden gewalst; het wordt nu eerst tusschen vellen perkament in den perkamentvorm en daarna tusschen goudslagersvliezen (de uiterst fijne huid van den blinden darm van runderen) in den vliesvorm met den hamer en op een aambeeld van marmer of graniet uitgeplet. De goudblaadjes worden vervolgens elk afzonderlijk tusschen de bladen van kleine, uit zeer glad papier bestaande boekjes gelegd; dit papier is met bolus of rood krijt geprepareerd, om het aanhechten van het goud te voorkomen. Gewoon of ordinair b. slaat men uit legeeringen van goud met 5/16 zilver en 1/16 koper; het z.g. Parijsche of Fr. goud wordt hetzij met zilver of met 1/20 zilver en 1/80 koper gelegeerd.
De dikte der goudblaadjes is 1/7000 tot 1/1000 m.m.; de dikste soort is het z.g. fabrieksgoud, dat voor vergulden van zilverdraad en tot het plombeeren van tanden wordt gebruikt. De afval wordt gebruikt tot het bereiden van goudbrons en van het schelp- of schildergoud. De voorwerpen, die men met b. wil vergulden, worden eerst met een mengsel van loodwit en lijnolievemis of van lijm en krijt bestreken en daarna met b. bedekt. IJzeren en stalen voorwerpen, b.v. sabelklingen, worden eerst met salpeterzuur matgebeten, daarna verhit, totdat zij blauw zijn aangeloopen, en vervolgens met b. overdekt. Een bijzondere soort van b. ontstaat, wanneer men op bladzilver, dat in den perkamentvorm is bewerkt, b. legt, dat reeds de vliesvormbebewerking eenigszins heeft ondergaan en dus veel dunner is, en dit dubbelblad verder uitplet; het blad is dan aan de eene zijde zilver, aan de andere goud. Een soort onecht b. (Eng. dutch gold) wordt van tombak of rood messing geslagen. Geheel op dezelfde wijze als b. ontstaan andere bladmetalen als bladzilver, bladplatina, onecht bladzilver (uit tin bestaande, of uit zink en antimoon gelegeerd tin), blad-aluminium. Het slaan van b. is een zeer oude kunst; een uitvoerige beschrijving van het bedrijf in alle tijden (geïll.) vindt men in de Annalen für Gewerbe und Bauwesen, herausgegeben von L. Glaser, deel 70 en 71 (beide van 1912), nl. „Herstellung des Blattmetalls in Altertum und Neuzeit”, door W. Theobald.