Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Bevriesmethode

betekenis & definitie

Bevriesmethode, eene methode voor het delven van schachten in sterk waterhoudende zand- en grindlagen, daarin bestaande, dat men het water van deze lagen doet bevriezen. In dit aldus bevroren zand en grind kan dan de schacht worden gedolven op dezelfde wijze als in gesteente. In het bevroren gedeelte wordt een gietijzeren cuvelage* aangebracht en de ruimte tusschen de cuvelage en het bevroren gedeelte aangevuld met beton. De methode is uitgevonden door Pötsch en dateert van 1883.

Men gaat ongeveer als volgt te werk. Op een bepaalden afstand van den buitenkant van de te delven schacht worden in een kring een aantal gaten geboord tot in het vaste gesteente; in die gaten worden, van onderen gesloten, ijzeren buizen (bevriesbuizen) neergelaten en daarin dunnere „valbuizen”, die van onderen open zijn. Door de valbuizen wordt een sterk afgekoelde vloeistof geperst, die door de bevriesbuizen weer opstijgt bovengronds wordt afgekoeld en daarna weer naar de valbuizen geleid wordt. Als vloeistof wordt meestal een oplossing van chloormagnesium van 26 % gebruikt; deze bevriest eerst bij —33° C. Op deze wijze ontstaat nabij de oppervlakte een bevroren ringvormige muur, waarbinnen de schacht gedolven wordt. Men werkt daarbij grootendeels in los, gemakkelijk te verwerken materiaal, dus veel economischer dan wanneer men ook de geheele kern zou laten bevriezen. Op grootere diepte moet men ook de kern laten bevriezen, omdat daar de waterdruk op den bevroren wand steeds grooter wordt, en dus de wand dikker moet zijn.

De b. is de eenige methode, die volkomen zekerheid geeft hij het delven van schachten in waterhoudende, niet vaste lagen. Alleen indien men warm of zouthoudend water te verwachten heeft, is het twijfelachtig of zij kan worden toegepast. Voor Nederland, waar dikke waterhoudende zandlagen het kolenterrein bedekken, heeft de methode groote beteekenis. De schachten van de Staatsmijnen in Limburg zijn alle volgens deze methode gedolven. In Staatsmijn Hendrik werd de vaste steenkolenrots eerst bij 220 M. onder maaiveld bereikt.