Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Bedrog

betekenis & definitie

Bedrog - Hieronder verstaat ons Wetb. v. Straf recht (artt. 326 —339) een groot aantal misdrijven, wier gemeenschappelijk kenmerk hierin bestaat, dat de dader door eenige bedriegelijke handeling zich zelf of anderen eenig onrechtmatig vermogens voordeel verschaft of tracht te verschaffen. Tot deze misdrijven behoort in de eerste plaats dat van oplichting. — Ook in het burgerlijk recht heeft bedrog wettelijke gevolgen. Verbintenissen en over eenkomsten, door b. aangegaan, zijn voor vernie tiging vatbaar (artt. 1485,1364 B.W.). De nietigver klaring eener verbintenis op grond van b. heeft tengevolge, dat de zaak en de partijen worden her steld in den staat, waarin zij zich voor het aangaan der verbintenis bevonden (1488 B.W.). Art. 1364 zegt, dat de kunstgrepen door een der partijen moe ten zijn gebezigd en van dien aard moeten zijn, dat het klaarblijkelijk is, dat de andere partij zonder die kunstgrepen de verbintenis niet zoude hebben aan gegaan. — Uiterste willen, gemaakt tengevolge van b., zijn nietig (940 B.W.). — Nog in vele andere artikelen spreekt de wet uitdrukkelijk de moge lijkheid uit op eene handeling terug te komen, op grond, dat zij onder den invloed van b. is verricht; zie artt. 1099 (aanvaarding erfenis), 1111 (verwer ping erfenis), 1158 (boedelscheiding), 1896 (dading) B.W., 119 K. (acceptatie-wissel), ook 1434 en 1828 B.W.

< >