Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

knoop

betekenis & definitie

m. (knopen),

1. plat, rond schijfje of min of meer halfbolvormig voorwerpje van been, hout, metaal, parelmoer of kunststof, dat reeds sinds de 13e eeuw aan kleding, of andere gebruiksvoorwerpen wordt genaaid, hetzij als sieraad, hetzij als slui ting: een benen —; parelmoeren knopen; er is een — van mijn jas; de blauwe —, kenteken van de vereniging van geheelonthouders: lid, ridder van de blau we — zijn, geheelonthouder zijn; blauwe —, ook de naam van een weideplantje; iets achter de knopen steken, hebben, verorberen, resp. op hebben; (op) zijn knopen tellen, grappige handelwijze om tot een besluit te komen als men in dubio staat; (gew.) geen —, niets, geen bal, geen rooie cent;
2. knop, in technische ben., o.a. de druif achter aan een kanon;
3. knobbel, dikte; m.n. de vaak verdikte inhechtings plaats van bladeren aan een stengel, die de grens tussen twee opeenvolgende leden vormt (e); (gew.) kwast in hout; elk van de delen van het pijpje van een scharnier;
4. toegehaalde lus of ineenstrengeling op bepaalde wijze van een touw, band of ander plooibaar voorwerp, meestal om het vast te maken of te verbinden, ook wel onbedoeld ontstaan (e): een

leggen, maken, losmaken, ontwarren; het touw is, zit in de —, heeft één of meer ongewenste knopen (m.n. door het verkeerd lostrekken van een strik); een veter uit de — halen, ontwarren; (oneig.) in de zitten, verward, vastgelopen zijn; iemand iets uit de — doen, het hem verklaren; een — in zijn zakdoek leggen, om iets te onthouden;

5. eenheid van snelheid: 1 knoop = 1 zeemijl per uur = 1852 m/h = 0,515 m/s: het schip liep negen knopen;
6. wat dient om het gesprokene te bevestigen, vloek: hij lei er een of drie op, want hij viel wat los in de mond;
7. ingewikkeldheid van iets, verwarde zaak; moeilijkheid, bezwaar: hier zit hem de —; een gordiaanse —; vandaar: de — doorhakken, door beslissend op te treden een moeilijkheid uit de weg ruimen;
8. plaats van samenkomst, snij, knooppunt; sluitsteen waar de ribben van een bouwgewelf samenkomen; punt waar een kromme lijn zichzelf snijdt en het daardoor afgesloten deel van de lijn; (aardrijkskunde) plaats waar twee of meer bergketens samenkomen, berg knoop; (sterrenkunde) elk van de twee tegenover elkaar staande punten waar twee grote cirkels van de schijnbare hemelbol elkaar snijden; m.n. de pun ten waar de zonnebaan de equator en die waar de baan van een planeet of komeet het vlak van de zon neweg snijdt (→knopenlijn); dalende waar het dalen onder het vlak van de ecliptica begint; klim mende , waar het klimmen daarboven begint; (natuurkunde) rustpunt in een voorwerp dat in een trillende beweging is: buiken en knopen; zenuw knoop (→ganglion).

(e)PLANTKUNDE. Een knoop is een dwarsschot of dwarse weefselverdichting in stengels, die uit ge ledingen of segmenten opgebouwd kunnen zijn (bij vele hogere planten). Tussen twee knopen ligt een lid (internodium). Uit de knopen ontspringen de bladeren en knoppen, die zijtakken of bloeiwijzen kunnen leveren. Voorbeeld: de knopige halm van bamboe, of de knopige stengel van varkensgras. TEXTIEL. Een knoop is een verbinding tussen (delen van) draden, touw of kabels, door verslingering teweeggebracht. In het dagelijks leven en in veel beroepen, vooral textiel en scheepvaart (het schiemanswerk) kent men veel soorten knopen afhanke lijk van het doel: bevestiging (blijvend of tijdelijk), verlenging of inkorting, versterking, versiering (bij macramé en passement) of het maken van een produkt (b.v. het boeten van netten, knopen van tapijten). Soms zijn er verschillende benamingen voor dezelfde knopen (in de scheepvaart vaak ste ken genoemd).

Zowel de textiel als de scheepvaart kennen de platte knoop (afb.a), maar de wevers knoop (afb.b.) heet ook enkele schootsteek. Echter de dubbele weversknoop (afb.c) verschilt (soms) van de dubbele schootsteek (afb.d). De bekendste textielknoop fishermanknoop ofwel twee zoeteliefjes (afb.e), verwarre men niet met de vissersteek (afb. f) op een rondhout. De wever knoopt nog bijna altijd met de hand, maar de moderne weverij voor bereiding past garenknoopmachines toe, die tot 600 knopen per minuut maken.

In het dagelijks leven kent men o.a. de boerenknoop of oud wijf (afb.g) (touw om een pakje); de vogel kop (afb.h) (ook wel kattekop, spoelersknoop, rolknoop genoemd) om twee einden te verlengen, is in feite een halve steek (afb.i) tegen uitrafelen. Een schoenveterstrik (afb.j) is een platte knoop met twee slipsteken.

Van tapijten is de knoop de wijze waarop een stukje poolgaren om het stramien is geknoopt. Bij met de hand vervaardigde tapijten onderscheidt men twee knoopsoorten, de →Turkse knoop en de →Perzische knoop. Ook tapijten worden wel mechanisch ge knoopt.