Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

huur

betekenis & definitie

v./m. (huren),

1. verbintenis waarbij men iemand of iets huurt of gehuurd heeft (e); de — gaat met november in; iemand de — opzeggen; dit huis is te —, beschikbaar om gehuurd te worden; koop breekt geen —, aangegane huurcontracten worden door verkoop van het perceel niet vernietigd;
2. door de verhuurder bedongen prestatie, bedrag waarvoor men iets gehuurd heeft: hij betaalt f 800 — voor dit huis; zij zitten op hoge —.

(e) In Nederland bestaat huur (als bedongen prestatie) doorgaans uit de periodieke betaling van een geldbedrag. De verhuurder verplicht zich hiertegenover tot het verschaffen van het genot van een zaak. Het begrip zaak wordt hier ruimer genomen dan hetgeen voorwerp van eigendom kan zijn, want men kan enkele kamers van een huis verhuren of een box in een garage. De wet geeft voor de huur van woonruimte een aantal aparte voorschriften, die slaan op onderhoud en reparaties, op de meubilering en stoffering (→inboedel), voorts op de stilzwijgende nieuwe huur die ontstaat na beëindiging van de huurovereenkomst en handhaving van het feitelijk genot van de verhuurde woonruimte. De wet geeft voorts een regeling van het doen eindigen van de huur door opzegging, het desondanks vragen van verlenging van de huur en de mogelijkheid om te komen tot een nadere vaststelling van de huurprijs. Een aparte regeling wordt gegeven voor de huur van bedrijfsruimte, de beëindiging van deze huur, de mogelijkheid om desondanks verlenging van de huur te vorderen en een nadere vaststelling van de huurprijs te vorderen.

De verhuurder van woonruimte kan van de huurder eisen dat hij het gehuurde behoorlijk stoffeert en meubileert, omdat hij op deze meubilering en stoffering bij het achterwege blijven van de betaling der huur beslag kan leggen en op de opbrengst van die goederen zijn vordering bij voorrang kan doen verhalen. Wanneer de huurder die goederen uit het gehuurde dreigt te verwijderen, kan de verhuurder ook weer door beslag voorkomen dat dit gebeurt. Wanneer de huurder in zijn genot wordt gestoord door een derde, op grond van de pretentie van een recht van die derde (rechtsstoornis), dan dient hij de verhuurder in vrijwaring op te roepen ten einde hem te verdedigen. Wordt de huurder alleen feitelijk gestoord door een derde, dus zonder pretentie van een recht daartoe, dan kan de huurder zelf tegen die derde optreden met een vordering op grond van onrechtmatige daad. Oorspronkelijk werden de overeenkomsten tot het verrichten van arbeid (bedongen prestatie) gerekend te behoren tot de huurovereenkomst. Sinds 1907 worden deze overeenkomsten apart behandeld. →Huurwet.

In België is nog onderscheid tussen twee soorten huur: die van goederen en die van werk (→dienstnemingscontract). Inzake huishuur kan een mondeling of schriftelijk contract gesloten worden. De verplichtingen van verhuurder en huurder hebben grote overeenkomst met die van Nederland. Alleen heeft de huurder het recht het gehuurde in onderhuur te geven en zelfs zijn huur aan een ander over te dragen, tenzij dit uitdrukkelijk anders is bepaald (art. 1717, sub Z, BW). Een belangrijke wijziging werd ingevoerd door de wet van 7.11.1973, waarbij het art. 1731 BW vervangen werd door een nieuwe bepaling. Wanneer de huurtijd één jaar of meer bedraagt, kan elke partij, ongeacht de bedingen van de overeenkomst, van de andere partij binnen de eerste maand van de ingebruikneming eisen dat een omstandige plaatsbeschrijving op tegenspraak wordt opgemaakt.

Wordt er geen overeenstemming bereikt, of geen gevolg gegeven aan de eis, dan wijst de vrederechter een deskundige aan om daartoe over te gaan. Indien de huurtijd minder dan één jaar bedraagt, wordt de termijn verkort tot acht dagen. Is de Ned. huurder slechts aansprakelijk voor brandschade indien wordt bewezen dat de schuld bij hem ligt, de Belg. huurder is principieel aansprakelijk voor brand, tenzij hij kan bewijzen dat de brand ontstond door een gebrek in de bouw, door toeval of overmacht of doordat de brand uit een naburig pand oversloeg (art. 1733 BW). Beëindiging van de huur geschiedt door verloop van de bepaalde tijd, zonder voorafgaande opzegging (art. 1737), door eenzijdige opzegging met inachtneming van de plaatselijke gebruiken (art. 1736) en soms ook door vervreemding van het goed. Normaliter zijn de dood van één der partijen, faillissement van de huurder of verkoop van het gehuurde ontbindende factoren. Handelshuur, d.w.z. de huur van (gedeelten van) onroerende goederen (voornamelijk) ten dienste van het uitoefenen van kleinhandel of ambacht is afzonderlijk geregeld (wet van 30.4.1951, gewijzigd 22.12.1951 en 29.6.1955). Deze kent een minimumduur van negen jaar (met mogelijkheid tot herziening van de huurprijs om de drie jaar) en een schadeclausule ter zake van uitwinningsderving bij vervreemding van het gehuurde goed.