Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

inboedel

betekenis & definitie

m. (-s), al de roerende goederen in een huis, al het huisraad van een gezin: de gehele — is bij de brand verloren gegaan.

(e) Onder inboedel verstaat men in principe alle goederen (met uitzondering van contanten, effecten, vorderingen en andere roerende rechten), voorraden, grondstoffen, fabrieksen landbouwwerktuigen, bouwstoffen en schepen (art. 570 BW). In art. 88 Boek 1 BW is het begrip beperkter (met het oog op de →gezinsbescherming): het huisraad en de stoffering en meubilering van het huis, met uitzondering van boekerijen en verzamelingen van voorwerpen van kunst, wetenschap en geschiedkundige aard. Indien bij een rechtshandeling, b.v. het sluiten van een brandverzekering, geen bijzondere afspraak is gemaakt, wordt in Nederland onder inboedel verstaan hetgeen bij art. 570 daaronder begrepen wordt; in België wordt dit geregeld in art. 553 BW: de uitdrukking meubelen of huisraad omvat al wat tot de inboedel behoort, met uitzondering van dieren, rijtuigen, sieraden, boeken, schilderijen, kunstvoorwerpen, kostbaarheden, wetenschappelijke werktuigen, lijflinnen, levensmiddelen en wapens.

Bij de huur van een woning is de huurder verplicht de gehuurde woning van voldoende huisraad te voorzien, in verband met het feit dat de verhuurder zijn huurvordering zeker kan stellen door een eenvoudig te verkrijgen beslag op dit huisraad. Bij de verkoop heeft hij een voorrecht op de opbrengst daarvan. Zowel in België als in Nederland is een discussie gevoerd over de vraag wat in dit verband genoegzaam betekent. Dit kan gezocht worden in de hoegrootheid van de mogelijke vordering en ook in de gezien het gehuurde gebruikelijk te achten meubilering. De verplichting kan terzijde gesteld worden door voldoende zekerheid te stellen. →huur.