Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

handschrift

betekenis & definitie

o. (-en),

1. eigenhandig schrift;
2. iemands wijze van schrijven met betrekking tot de vormgeving; dat is zijn niet; een duidelijk, een onleesbaar, een verdraaid —;
3. (exemplaar van een) geschreven tekst, manuscript (in tegenst. tot een gedrukt boek) (e): middeleeuwse handschriften met miniaturen; ongedrukt of nog niet uitgegeven werk: een bundel gedichten in als — gedrukt, voor een beperkte kring van vrienden of liefhebbers; kopij. (e) In de praktijk betekent handschrift meestal:
1. het door de auteur eigenhandig geschreven exemplaar van een werk, dat aan de gedrukte tekst ten grondslag ligt. →autograaf;
2. een boek, vervaardigd in oudheid of middeleeuwen (toen men een tekst alleen kon vermenigvuldigen door hem te kopiëren naar een ander handschrift). Deze handschriften zijn enerzijds van belang om de tekst die zij bevatten (alle litteratuur, geschiedenis, wetenschap van vóór ca. 1450 is uitsluitend via handschriften tot ons gekomen), anderzijds zijn zij zelf onderwerp van de →handschriftenkunde of codicologie. In de loop der eeuwen veranderde niet alleen het →schrift, waarin de handschriften geschreven werden, maar ook hun uiterlijke vorm, hun wijze van ontstaan en hun plaats in het geestelijke en sociale leven. In de Griekse en Romeinse oudheid was het normale handschrift de boekrol van papyrus. In de 3e eeuw n.C. ontstond een nieuw handschrifttype door de invoering van het perkament en de codexvorm. Sinds deze tijd werd bij de vervaardiging van een handschrift allereerst het materiaal (soms →palimpsest) gereedgemaakt door de losse vellen te liniëren. Daarna schreef de kopiist de tekst; soms vermeldde hij de datum, zijn naam en/of andere gegevens over zijn werk. Een corrector vergeleek het handschrift met het voorbeeld. De verdere afwerking omvatte →rubriceren, eventueel verluchten, en binden.

Na de ineenstorting van het Romeinse Rijk (5e eeuw) trok de cultuur zich vrijwel geheel terug in de kloosters; het handschrift werd monnikenwerk. In de Karolingische tijd ontstonden er in de →scriptoria van grote centra als Tours, Fulda, Monte Cassino vele handschriften. De volgende eeuwen brachten belangrijke ontwikkelingen in de wijze van versieren van het handschrift met →initialen en →miniaturen. Met de opkomst van de universiteiten en hun behoefte aan boeken was de rol van de kloosters in de handschriftenproduktie ten einde. De opkomst van steden, burgerij en volkstalen in de 13e eeuw verveelvoudigde de vraag naar handschriften, waaraan talloze schrijvers (vrijwel allen leken, en grotendeels beroepsschrijvers) konden voldoen, dank zij de invoering van het papier. De handschriften waren bijzonder gevarieerd van aard: naast rijkverluchte luxe boeken voor edelen en standaardwerken in zware folianten vond men simpele werkteksten voor geleerden, primitieve devotieboekjes in de volkstaal en de handschriften van de humanisten met hun eigen karakter.

Door de uitvinding van de drukkunst kwam in de 16e eeuw de produktie van handschriften tot stilstand. Van deze handschriften zijn zeer grote aantallen verloren gegaan. Zeer weinig middeleeuwse bibliotheken zijn als geheel bij elkaar gebleven, op de oorspronkelijke plaats of in een latere collectie. De meeste handschriften zijn verkocht, verbrand, verscheurd, gestolen; de huidige bibliotheken bevatten de resten die het toeval en de verzamelaars van her en der gered hebben. De belangrijkste handschriftencollecties bevinden zich in het Vaticaan, te Florence, Parijs, Londen, Oxford, Berlijn, München, Wenen; in België te Brussel (Koninklijke Bibliotheek); in Nederland te Leiden (Universiteitsbibliotheek) en s-Gravenhage (Koninklijke Bibliotheek).

De oudste Latijnse handschriften zijn enkele →papyri uit de le eeuw v.C. Uit de 4e en 5e eeuw zijn beroemde Vergiliusen Terentius-handschriften bewaard. In Ierland en Engeland ontstonden in de 7e en 8e eeuw meesterwerken van boekversiering (Book of Keils, Book of Lindisfarne). Handschriften uit deze vroege tijden zijn zeldzaam: tot 800 n.C., inclusief de kleinste fragmenten, slechts 2000. Uit de 9e eeuw stammen ca. 6000 handschriften. Na een inzinking in de 10e eeuw nam in de volgende eeuwen het aantal bewaarde handschriften met sprongen toe; beroemd zijn uit die tijden vooral de hoogtepunten van de miniatuurkunst (zoals de getijdenboeken van de hertog van Berry, ca. 1400). De inhoud van de meeste handschriften is theoretisch van aard, al houden sommigen zich ook bezig met astronomie, geschiedenis en poëzie.

De verschillende volkstalen van Europa hebben ook een belangrijke handschriftenoverlevering. Voor Duits en Engels begint deze in de 9e eeuw; voor het Frans in de 11e eeuw; voor de meeste andere talen nog later. Voor het Nederlands is een van de oudste handschriften dat van de Aiol-roman (begin 13e eeuw; fragmenten te Leiden en te Hasselt). Van de ruim 10000 andere, zijn de bekendste: het handschrift van de Lancelot van Lodewijk van Velthem (14e eeuw; te S-Gravenhage), het →Hulthemse handschrift, met o.a, de abele spelen (ca.1400; te Brussel).

Voor Griekse handschriften zijn overeenkomstige overzichten te geven (als voorbeeld de drie grote bijbelhandschriften uit de 4e en 5e eeuw: Codex Vaticanus, Codex Sinaiticus, Codex Alexandrinus). Hun totale aantal wordt op 55000 geschat. Op de grote verscheidenheid aan Oosterse handschriften (b.v. Egyptische, Hebreeuwse, Syrische, Javaanse, Mongoolse) kan hier niet worden ingegaan. LITT. W.Wattenbach, Das Schriftwesen im Mittelalter (3e dr. 1896; heruitg. 1958); A.Dain, Les manuscrits (2e dr. 1964); Geschichte der Textüberlieferung der antiken und mittelalterlichen Literator (2 dln. 1961-64); L.D.Reynolds en N.G.Wilson, Scribes and scholars (1968); E.A.Lowe, Palaeographical Papers (2 dln. 1972); Codicologica (Leiden 1976 vgl.). Grieks.

R.Devreesse, Introduction à l’étude des manuscrits grecs (1954). Nederlands. W. de Vreese, Over handschriften en handschriftenkunde (1962); J.Deschamps, Middelnederlandse handschriften uit Europese en Amerikaanse bibliotheken (2e dr. 1972).