Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

handelingsbekwaamheid

betekenis & definitie

v., de bevoegdheid zelfstandig rechtshandelingen te verrichten.

(e) Wanneer in Nederland iemand niet in staat is een rechtshandeling te verrichten, kan dit een feitelijke toestand zijn, als gevolg van een verdoving of roes.

Deze onbekwaamheid is feitelijk en gebonden aan tijd en plaats. Daarnaast bestaat een veronderstelde onbekwaamheid, die gekoppeld wordt aan een blijvende toestand, zoals minderjarigheid of curatele. De rechtshandeling die door een feitelijk onbekwame wordt verricht, moet als niet bestaand worden beschouwd, omdat de feitelijke onbekwame geacht wordt geen wil te hebben en dus geen rechtsgevolg te kunnen beogen. De rechtshandeling die door een verondersteld onbekwame wordt verricht bestaat wel, doch kan worden vernietigd op vordering van de wettelijk vertegenwoordiger van de onbekwame. De handelingsonbekwaamheid van minderjarigen geldt met betrekking tot minderjarigen die het oordeel des onderscheids hebben, niet voor de besteding van gelden die door hun wettelijk vertegenwoordigers aan hen zijn ter hand gesteld voor hun levensonderhoud of studie. Met ter hand gesteld wordt gelijkgesteld de uitbetaling door werkgever van verdiend loon, want de wettelijk vertegenwoordiger kan vorderen dat het loon aan hem wordt uitbetaald. Bij de wet van 14.6.1956 Stb. 376 is de handelingsonbekwaamheid van gehuwde vrouwen opgeheven.

Ook in België kan de handelingsbekwaamheid tijdelijk opgeschort worden of blijvend verloren gaan. Dit is het geval met wettelijk ontzetten, minderjarigen, krankzinnigen, gef affleerden. Elke veroordeling tot doodstraf heeft de wettelijke ontzetting van de veroordeelde tot gevolg; ook zij die op tegenspraak tot dwangarbeid, opsluiting, levenslange of buitengewone hechtenis, werden veroordeeld, verkeren, tijdens de duur van hun straf, in staat van wettelijke ontzetting, waardoor hun de bekwaamheid ontnomen wordt hun goederen te beheren en er over te beschikken, behalve bij testament en bij huwelijksovereenkomst. Deze ontzetting is echter geschorst terwijl de veroordeelde in vrijheid is krachtens een vrijlatingsbevel dat niet ingetrokken werd (artt. 20 -24 WStr. en wet van 11.1.1954). Voor de wettelijk ontzette veroordeelde, aan wie geen enkele geldsom of voorschot op zijn inkomen mag worden uitgekeerd, wordt een curator benoemd om zijn goederen te beheren (→ontzetting). Minderjarigen beneden 2l’jaar zijn eveneens gedurende hun →minderjarigheid niet bevoegd om rechtshandelingen te verrichten, en worden daartoe vertegenwoordigd door hun ouders of voogd (→voogdij).

De meerderjarige die zich in een gewone staat van onnozelheid of krankzinnigheid bevindt, moet ontzet worden, zelfs wanneer er zich in die toestand heldere tussenpozen voordoen (art. 489 BW); de aldus bij vonnis ontzette persoon staat gelijk met de minderjarige wat zijn persoon en zijn goederen betreft, en wordt in het rechtsverkeer vertegenwoordigd door een voogd. Wat de in een krankzinnigengesticht verzorgde waanzinnige betreft, zo zijn handelingsbekwaamheid principieel onaangetast blijft, heeft de wet van 18.6.1850 op de krankzinnigen (art. 29) evenwel de mogelijkheid voorzien een voorlopig bewindvoerder over zijn goederen door de rechtbank te doen benoemen, zoniet wordt dit beheer waargenomen door de bestuursof de toezichtscommissie van het gesticht of door het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn. De van een misdrijf verdachte persoon die, op grond van de wet van 1.7.1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, geïnterneerd wordt en noch onbekwaam is verklaard, noch onder voogdij staat, kan eveneens van een voorlopige bewindvoerder worden voorzien indien zijn belangen zulks eisen; deze aanstelling wordt geregeld door artt. 29 en 30 van voormelde wet. internering.

De gefailleerde handelaar verliest van rechtswege het beheer over al zijn goederen, en elke betaling, verricht en handeling door hem gedaan, elke aan hem gedane betaling sedert het vonnis van faillietverklaring, zijn rechtens nietig (art. 444 Faillissementswet van 18.4.1851; →faillissement). Ook in België is de handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw opgeheven, nl. bij wet van 30.1.1958. Art. 212 BW, gewijzigd door de wet van 14.7.1976 betreffende de wederzijdse rechten en verplichtingen van echtgenoten en de huwelijksvermogensstelsels, huldigt de volledige handelingsbekwaamheid van beide echtgenoten.