bn. en bw. (-er, -st),
1. op zichzelf staand, onafhankelijk bestaand: een — begrip; een — bestaan hebben, in eigen behoeften kunnen voorzien;
2. op eigen benen staand, niet in dienst of afhankelijk van een ander;
3. in daden en optreden of bij zijn werk uit eigen kracht en initiatief handelend, geen hulp zoekend of behoevend: hij is niet erg —, steunt te veel op anderen.