Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

gratie

betekenis & definitie

[→Lat. gratia, gunst, genade], v. (-tiën),

1. bevalligheid, bekoorlijke zwier in beweging, houding en manieren: haar bewegingen zijn vol —; aantrekkelijkheid door innerlijk of uiterlijk schoon: zij mist alle
2. goedgunstigheid, welwillende gezindheid, gunst: bij iemand in de zijn, komen; uit de raken, in ongenade vervallen; bij de of per door gunst, uit goedgunstigheid: hij is bij de door zijn examen gekomen; ook versterkt tot bij Gods -, als een grote gunst; hetjaar van het tijdperk na het overlijden van een predikant, waarin zijn weduwe of kinderen de inkomsten van de vacerende plaats mogen blijven genieten;
3. goeder tierendheid, →genade; korting bij de Gods, door of met Gods genade, oud toevoegsel bij koninklijke titels; een kunstenaar bij de Gods, een volbloed-, een groot kunstenaar; m.n. als protestantse term voor de goddelijke genade jegens de zondige mens;
4.gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van door rechterlijk vonnis opgelegde straf (e): vragen; de Koning heeft het recht van —.

(e) Art. 77 van de Ned. GW kent aan de koning het recht toe om opheffing of vermindering te verlenen van bij rechterlijk vonnis opgelegde straffen. Het recht van gratie kan zin hebben als correctief op de strafwet. Alvorens dat recht wordt uitgeoefend dient advies te worden ingewonnen bij de rechter die bij AMvB daartoe wordt aangewezen. Bij KB van 13.12.1887, Stb. 215, gewijzigd bij KB van 7. 7.1925, Stb. 321, is daartoe aangewezen de rechter die de straf heeft opgelegd. Hoewel daar in het verleden niet altijd consequent de hand aan is gehouden, is het recht van gratie bedoeld voor individuele gevallen. Het recht van gratie dient te worden onderscheiden van het recht van →amnestie en →abolitie.

De Belg. GW bepaalt in art. 73 dat de koning het recht heeft de door de rechters uitgesproken straffen kwijt te schelden of te verminderen. Hij kan echter aan een door het Hof van Cassatie veroordeelde minister geen gratie verlenen dan op verzoek van een van beide wetgevende Kamers (art. 91). Als correctief op de strafwet en de berechting kan de koning echter zijn gratiebevoegdheid uitoefenen ten opzichte van eigenlijke straffen, dus niet wanneer het om veiligheidsmaatregelen gaat, of om fiscale of administratieve geldboeten.

In België wordt geenszins het advies ingewonnen van de bij AMvB aangewezen rechter, zoals in Nederland. De minister van Justitie, alvorens een gratieverzoekschrift met zijn voorstel terug te sturen aan de koning, wint enkel advies in van het om bij het gerecht dat de eindveroordeling heeft uitgesproken. De koning mag bij ab gratie verlenen aan al wie bepaalde straffen heeft opgelopen, b.v. naar aanleiding van zijn troonsbestijging. Wie gratie verkrijgt blijft veroordeeld, hetgeen van groot belang is wat o.m. herhaling, veroordeling van uitstel, en strafregister betreft. Gratie verschilt aldus ook in België essentieel van →amnestie, die enkel door de wetgever kan worden verleend, en waardoor het geamnestieerde misdrijf verondersteld wordt nooit te zijn gepleegd. Gratie verschilt eveneens van het •→herstel in eer en rechten, geregeld door de artt. 619-634 WSv.

litt. O.E.van Schravendijk, Leemten in het gratierecht (diss. 1968).