genade
genade - Zelfstandignaamwoord 1. het afzien van een gerechtvaardigde bestraffing ♢ Dat was meer genade dan recht. Antoniemen ongenade
Nederlandstalige WikiWoordenboek
genade - Zelfstandignaamwoord 1. het afzien van een gerechtvaardigde bestraffing ♢ Dat was meer genade dan recht. Antoniemen ongenade
Nederlands woordenboek voor onderwijs
genade - zelfstandig naamwoord uitspraak: ge-na-de 1. het kwijtschelden van iemands schuld ♢ voor deze keer schenk ik je genade 1. iemand weer in genade aannemen [het gebeurde vergeten]...
Ontwerp nu je advertentie. Direct online!
Door Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart
Genade, goddelijke gunst of gave. Zie ook Gods gratie onder God. Genade Gods, Gods genade, Gods goedgunstige vergeving van de zonden van de mens. Genade ‘goedgunstigheid’ in het algemeen is ook buiten de bijbel bekend. Niet zelden wordt echter specifiek ook, al of niet ironisch, over de goddelijke genade gesproken als een gave of gunst ‘van boven’...
Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg: Vloeken, een cultuurbepaalde reactie op woede, irritatie en frustratie (SDU, 2001).
In het Middelnederlands noteren wij reeds de eedformule bider liever gods ghenaden ‘bij de genade van Onze-Lieve-Heer’. Deze formule ontwikkelde zich tot krachtterm en uitroep, net zoals Gods heilige genade. In de verbinding grote genade is genade een eufemistisch substituut voor God. Wij kennen nog ...
J. van Delden
de vergevensgezinde goedertierenheid, door God aan de zondaren bewezen; in het bijzonder de (niet verdiende) gunst van God met betrekking tot de voorrechten die de mens in Christus bewezen worden.
Encyclopedie voor Zelfstudie
gunst, vergeving, goddelijke hulp aan de mens. In de katholieke theologie gebruikt men veel de term: heiligmakende genade. Hieronder verstaat men de gunst dat God zich over de zondige mens ontfermt en hem aanvaardt als Zijn kind. De sacramenten spelen een grote rol in het genadecontact met God.
Nederlandse encyclopedie
v./m. (-s, -n), (ook: gena), 1. goedertierenheid, vergevensgezindheid: aan iemands overgeleverd zijn; hij is zonder —, toont niet de minste barmhartigheid; zich op — of ongenade aan iemand overgeven, zich onvoorwaardelijk overgeven; — voor recht laten gelden, uit barmhartigheid iemand zijn straf kwijtschelden of niet opleggen; 2....
Termen uit het katholieke leven (1967)
een bovennatuurlijke gave, die door God aan het redelijk schepsel gegeven wordt tot zijn zaligheid, zonder zijn verdiensten. Zij is voor ons verdiend door Jesus Christus. Zij wordt verdeeld in → heiligmakende genade en → dadelijke genade of genade van bijstand. Het geloof leert, dat de dadelijke genade voor allen volstrekt noodzakelijk is...
Vreemde woorden woordenboek
gunst; bevalligheid; de drie gratiën: de drie godinnen der bevalligheid: Aglaja, Thalia, Euphrosyne.
Onder redactie van Prof. dr. J.C. Groot
De bijbelse oorsprong van het woord genade ligt in verschillende Hebreeuwse woorden, vooral in ckesed, dat in de Septuagint wordt weergegeven door eleos en charis, in de Vulgaat door misericordia en gratia. De betekenis van chesed is: de houding van hulpvaardige trouw, de goedgunstigheid, en ook de daad van trouw, de dienst, de gunst, die bewezen w...
Encyclopedie van A tot Z - 1949
in het Rooms-Katholicisme de bovennatuurlijke gaven, die ons worden geschonken om de zaligheid te bereiken en die Christus voor ons heeft verdiend. In het Protestantisme is G. de paradoxale verbinding van Gods heiligheid en liefde, Gods - verbeurde - gunst, de vergeving der zonde; G. sluit elke verdienste, voortvloeiend uit de „werken der wet...
Winkler Prins 1947
(1, De Bijbel). In het O.T. is genade de welwillendheid, de gunst van de superieur. Jozef vindt genade in de ogen van zijn meester (Gen. 39 : 4), Esther bij Ahasveros (Esther 5:2). Abraham vraagt genade, gunst te vinden in de ogen des Heren (Gen. 18 : 3), en in Ps. 123 slaan de vromen het oog op God, tot Hij hun genadig, goedgunstig gezind is. Het...
M. J. Koenen's Verklarend handwoordenboek
v. (1 barmhartigheid; onverdiende of onverplichte goedertierenheid inz. van God; 2 R.-K. innerlijke, bovennatuurlijke hulp of gave, die God ter wille van Christus’ verdienste den mens verleent om zijn bovennatuurlijke bestemming te bereiken; 3 goedertierenheid, vergevensgezindheid van overheden, overwinnaars, rechters tegenover misdadigers, o...
Encyclopedie voor Iedereen
vrijwillige goedheid v/e meerdere tegenover een mindere, i/h bijz. v. God tegenover de menschen; ook gratie.
25 delen, uitgegeven 1933-1939. Uitgeverij Joost van den Vondel te Amsterdam.
Genade - (Gr.: charis). Eerste beteekenis: om niet, onverschuldigde gave. Meest algemeene verdeeling: genade tot eigen heil van den mensch (gratia graturn faciens); genade voor het heil van anderen geschonken (gratia gratis data). Over deze laatste zie → Charisma. Hier wordt uitsluitend gehandeld over de genade tot eigen heil geschonken: een...
Modern Woordenboek (1930-1961)
(gə'na:də) v. (-n) I. Eig. 1. gunst die men bewijst : a. Algm. goedertierenheid vooral van God : door Gods -; keizer, koning bij of door Gods -; uit -; dichter, kunstenaar bij of van Gods -„ van nature; van iemands afhangen, moeten leven; wel goeie of grote -! lieve hemel! →: God. b. Inz. vergevensgezinde goedertierenheid : d...
Geschreven onder redactie van theoloog F.W. Grosheide, 1925-1931
is de deugd Gods om in liefde te denken aan en te zorgen voor arme, geringe, zondige schepselen, en is ook de naam van alles wat dezen van dien genadigen God ontvangen, zoo voor het tijdelijke als voor het eeuwige leven. Velen zijn gewoon bij genade alleen en uitsluitend te denken aan de vergeving der zonden, aan de gratie of genade die den doemsch...
Nederlandse encyclopedie, uitgegeven van 1916-1925.
Genade - in het algemeen de vrije uitvloeiing van Gods liefde, zonder verdienste of aanspraak van den ontvanger. Zoo is de schepping, het leven, elk goed genade-gave. Gewoonlijk beteekent g. in het bijzonder de uiting van Gods liefde jegens den zondigen mensch; het is dan gratiebetooning, verbeurde gunst, bestaande in vergeving van zonde en wederop...
Keur van Nederlansche woordafleidingen
van den Idg. wt. neth = zich neigen, Skr. natha = hulp, toevlucht; Got. nithan — helpen, ondersteunen. Genade is dus eigenlijk: „geneigdheid”, genegenheid, hulp. In ’t Mnl. was genade ook ootmoed, dus „geneigd tot onderworpenheid”. Vgl.: „Ic come God te ghenade.”
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.