Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

eraan

betekenis & definitie

voornaamwoordelijk bw.,

1. aan het genoemde of bedoelde vastzittend of zich bevindend: kijk eens naar het kaartje dat zit;
2. in enkele vaste verb.: (gew.) wie is -? (bij het spel), wie is ’m?; zijn, erbij zijn, de sigaar zijn; moeten, kapot, dood moeten, eraan moeten geloven; de hele boel ging -, ging verloren, werd vernietigd; hij gaat hij gaat dood, het kost hem zijn leven.