voornaamwoordelijk bw.,
1. aanwezig bij het genoemde of bedoelde: is het supplement —?;
2. tot het genoemde of bedoelde: kun je —?; (oneig.) hoe kom je — wat je daar zegt, doet of bedoelt, is geheel onjuist, dwaas;
3. je bent —, gesnapt; ik bekeur je, zal je aanklagen, straffen enz.; kan jij —?, snap jij dat?