Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-06-2020

zit

betekenis & definitie

m.,

1. het zitten: dat was een hele -, ik heb lang moeten zitten; (gemeenz.) zij heeft geen in het gat, zij kan niet lang achtereen blijven zitten;
2. manier van zitten, m.n. van een ruiter; ook met betrekking tot wielrijders;
3. (gemeenz.) neem een —, neem een stoel, ga zitten.