Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 22-12-2018

aangezicht

betekenis & definitie

aan'gezicht, o. (-en), voorste gedeelte van het hoofd beneden de grens der haarinplanting, gezicht; in de spreekt, niet in gebruik, behalve in het spr. wie zijn neus schendt, schendt zijn —, wie zijn familie door de modder haalt, deelt zelf in de schande: oneig.: wie zich in een belangrijk opzicht blootstelt, raakt daardoor geheel in diskrediet; een man met twee aangezichten, een dubbelhartig mens; van — tot — met, in persoonlijke (onontkoombare) ontmoeting met.