Gepubliceerd op 01-12-2020

Wet inzake de luchtverontreiniging

betekenis & definitie

(WLV), in 1972 geheel in werking getreden wet die regels stelt ter voorkoming of beperking van luchtverontreiniging. In de wet wordt luchtverontreiniging gedefinieerd als de aanwezigheid in de buitenlucht van verontreinigende stoffen.

Dit zijn volgens de wet vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, voorzover die niet onder de Kernenergiewet vallen, die in de lucht op zichzelf of in verbinding met andere stoffen nadeel voor de gezondheid van of hinder voor de mens kunnen opleveren of schade kunnen toebrengen aan dieren, planten of goederen. De aanpak van mobiele emissiebronnen (o.a. het gemotoriseerde verkeer) gebeurt met behulp van AMvB’s. Voorbeelden van zulke uitvoeringsbesluiten zijn het Besluit zwavelgehalte brandstoffen, het Besluit typekeuring motorrijtuigen luchtverontreiniging, het Besluit loodgehalte benzine en het Besluit chloorfluorwaterstoffen in spuitbussen. Voor inrichtingen (d.w.z. industrieën enz.) biedt de WLV een vergunningenstelsel, dat naast dat van de Hinderwet van toepassing is op inrichtingen die de lucht in belangrijke mate kunnen verontreinigen. De inrichtingen zijn categoriegewijze aangewezen in het Inrichtingenbesluit. Ten aanzien van andere (luchtverontreinigende) inrichtingen is alleen de Hinderwet van toepassing.In dit Inrichtingsbesluit zijn genoemd o.a. ijzergieterijen, raffinaderijen, vuilverbrandingsinstallaties en elektriciteitscentrales. Voor het oprichten, in werking hebben enz. van dergelijk inrichtingen dienen Gedeputeerde Staten een vergunning te verlenen, doorgaans samen met een vergunning ingevolge de Hinderwet. De procedures voor het verkrijgen, wijzigen enz. van een vergunning zijn geregeld in de Wet ABM.

De WLV bevat de mogelijkheid maatregelen te treffen in het geval van abnormale omstandigheden. De bevoegdheid daartoe ligt bij de commissaris van de koningin.

Zo kan hij bevelen een verontreinigend(e) inrichting of toestel buiten werking te stellen. Hij kan een inrichting ook verbieden bepaalde brandstoffen te gebruiken. De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft de bevoegdheid om voor (een deel van) het land grenswaarden voor de concentratie van bepaalde stoffen op leefniveau vast te stellen (dit is nog niet gebeurd) en om bepaalde gebieden waar geregeld ernstige luchtverontreiniging optreedt aan te wijzen als saneringsgebied, waar maatregelen ter vermindering van de concentratie van bepaalde stoffen dienen te worden genomen (Rijnmond is als zodanig aangewezen). Voor een en ander is thans een wetswijziging in de maak.

De WLV maakt het mogelijk heffingen op te leggen aan houders van vergunningen en aan degenen die een toestel gebruiken, vervaardigen, en verkopen enz. Uit de opbrengst van de heffingen betaalt het Rijk de eigen kosten (o.m. het nationale meetnet) en de bijdragen aan de provincies ter bestrijding van de door hen ter uitvoering van taken gemaakte kosten. Tot dusverre is er alleen een heffing op de brandstoffen gelegd.

Een deel van de heffingenopbrengst komt ten goede aan het Fonds Luchtverontreiniging, dat beheerd wordt door de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Uit dit fonds kan aan ieder die ten gevolge van luchtverontreiniging schade heeft geleden die redelijkerwijs niet te zijnen laste hoort te blijven, op zijn verzoek een schadevergoeding worden toegekend.

De strafsancties van de WLV zijn in de wet zelf omschreven, maar het ligt in de bedoeling die onder de Wet op de economische delicten te brengen.