(graslandcultuur), het gebruik van grasland voor de weidegang van vee en de benutting van gras als voeder voor het vee. Belangrijke aspecten van de weidebouw zijn de aanleg, verbetering, ontwatering, beregening, bemesting, verzorging en de beweiding van het grasland en het oogsten en bewaren van gras voor wintervoer.
In Nederland en België richt de weidebouw zich vooral op de melkkoe.De moderne weidebouw maakt het de veehouder mogelijk een hoge arbeidsproduktiviteit te behalen door een groot aantal hoogproduktieve koeien te verzorgen. Hiertoe moet hij op zijn bedrijf veel en goed ruwvoer (weidegras, wintervoer) produceren en daarnaast moet hij ook nog aanmerkelijke hoeveelheden krachtvoer aankopen.
Na de Tweede Wereldoorlog werden grote oppervlakten in landbouwkundig opzicht minderwaardig grasland, gescheurd of gefreesd en opnieuw ingezaaid met mengsels waarin Engels raaigras de belangrijkste soort was. Vele van deze graslandverbeteringen vonden plaats als sluitstuk van cultuurtechnische werken, m.n. ruilverkavelingen.
Het streven naar een hogere arbeidsproduktiviteit resulteerde in een staltype (ligboxenstal) waarin geen sprake meer was van strorijke stalmest, maar wel van grote hoeveelheden drijfmest. De verwerking van deze grote hoeveelheden mest op grasland is vaak problematisch, vooral als bij gebrek aan voldoende opslagruimte de drijfmest in het winterseizoen moet worden uitgebracht. In de zandgebieden heeft echter ook de teelt van snijmaïs een grote vlucht genomen. Op gronden waar maïs zal worden verbouwd, kan men grote hoeveelheden mest dumpen. Het gebruik van kunstmeststikstof is geleidelijk aan gestegen tot gemiddeld 280 kg stikstof per hectare; het meest gangbare produkt is kalkammonsalpeter. Het gebruik van fosfaaten kalikunstmeststoffen daarentegen is betrekkelijk gering, nu in de behoefte van het vee aan deze voedingsstoffen grotendeels wordt voorzien via het aangekochte krachtvoer.
Het zwaarder bemeste grasgewas, waarin het aantal soorten is afgenomen, moet vaker worden beweid of gemaaid. Hooi is als wintervoer naar de tweede plaats gedrongen. Typische hooilanden behoren nagenoeg tot het verleden. Het favoriete wintervoer is thans voordroogkuil. Dit is gras dat na maaien wordt voorgedroogd op het veld en dat vervolgens in kuilhopen wordt gebracht die met plastic luchtdicht worden afgesloten. Het plastic doek wordt soms bedekt met oude autobanden.
Op sommige percelen worden in het seizoen twee sneden voordroogkuil gewonnen. Daarnaast heeft het maaien van gras voor verse vervoedering op stal opgang gemaakt. Door de versnelde grasgroei is het moeilijker geworden op het juiste tijdstip te maaien of in te scharen en worden er exploitatiefouten gemaakt die tot zodebederf leiden. Ook de mestoverschotten (in sommige streken moet ook de kippe-, varkensof kalvermest voor een deel op het grasland worden verwerkt) dragen daartoe bij. Al deze factoren hebben tot gevolg dat vele weideboeren er niet meer in slagen hun grasland in conditie te houden. Goede grassen zoals Engels raaigras verdwijnen na enige tijd en worden vervangen door straatgras, vogelmuur en kweekgras.
Om deze redenen wordt thans ca. 12,5 % van het graslandareaal jaarlijks door herinzaai of doorzaai vernieuwd. Bij aanwezigheid van kweek wordt dikwijls eerst een herbicide toegepast. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen is in de weidebouw overigens beperkt gebleven.