Gepubliceerd op 01-12-2020

samenlevingsvormen

betekenis & definitie

Er zijn planten en dieren die voor hun voeding en voortplanting in een bijzondere verhouding tot elkaar staan. Soms kan het gaan om een permanente verstrengeling en soms om een tijdelijke relatie (een aanpassing aan de omstandigheden).

Men spreekt van symbiose, wanneer twee of meer soorten met elkaar zodanig samenleven dat alle betrokkenen er nut van hebben. Een voorbeeld van een symbiose is een korstmos. Dit is een combinatie van een schimmel, die water en zouten uit de bodem opneemt, en een groenwier, dat koolhydraten voor beide maakt. Andere voorbeelden van symbiose zijn mycorrhiza (wortelzwammen) en bacteriorhiza (wortelknolletjes). Daarnaast zijn tal van bloemplanten voor hun bestuiving en vruchtzetting afhankelijk van insekten, die in ruil honing van de plant nemen.

Bij commensalisme heeft steeds een van de betrokken soorten voordeel van de samenlevingsvorm, maar de partner wordt niet geschaad door de relatie. B.v. zeepokken op de huid van een walvis of op de schelp van een posthoornslak, lianen en mossen op de stam en takken van bomen (epifyten).

Mutualisme is een betrekking tussen twee verschillende soorten organismen, die in eikaars belang is, zonder onderlinge uitbuiting. Zo profiteert de heremietkreeft, die zijn achterlijf beschermt met een schelp van een gestorven wulk, van de camouflage door de zeeanemoon die zich op die schelp heeft vastgehecht. De zeeanemoon heeft door de verplaatsingen van de heremietkreeft een grotere kans op voedsel.

Parasitisme is een samenlevingsvorm waarbij een van de partners schadelijke (soms zelfs dodelijke) gevolgen ondervindt, terwijl de ander profiteert. De relatie is gewoonlijk nogal langdurig en het voortbestaan van de parasiterende soort is direct afhankelijk van het bestaan van de andere soort, die gastheer of waardplant wordt genoemd. Parasieten zijn al dan niet soortgebonden of beperken zich tot enkele verwante gastheren.

Saprofytisme is een samenlevingsvorm waarbij een plant, schimmel of micro-organisme op organisch afval leeft en tot afbraak daarvan bijdraagt. De genoemde organismen nemen koolstofverbindingen uit het dode materiaal op als voedsel. Zij bezitten geen bladgroen en kunnen vaak in het donker leven. Vaak zijn de verschillende saprofyten weer van elkaar afhankelijk doordat elk van hen de organische resten een stapje verder afbreekt, in de richting van de totale mineralisatie. Saprofagen zijn dieren die zich voeden met organische stoffen die in staat van ontbinding verkeren (b.v. gieren, hyena’s).