Gepubliceerd op 01-12-2020

afval

betekenis & definitie

Afval is alles wat voor iemand van geen of weinig waarde is en waarvan hij zich wil ontdoen. Bij vrijwel elke activiteit (produktie, consumptie, recreatie) komt afval vrij.

Afval vertoont dan ook een enorme variatie naar aard, toestand en hoeveelheid. Economisch gezien, kan men aan afval een negatieve waarde toekennen, nl. de kosten verbonden aan de verwijdering ervan.Traditioneel werd de afvalverwijdering beschouwd als een taak van lokaal en secundair belang. De voornaamste doeleinden waren het in stand houden van een redelijk gezond milieu tegen minimale kosten en eventueel het door terugwinnen besparen van grondstoffen. Door de enorme volumetoename van de afvalstroom, de hogere eisen die men tegenwoordig stelt aan het leef- en woonmilieu en door een stijgende bezorgdheid omtrent speciale afvalsoorten, o.m. toxische, pathologische en radioactieve afvalstoffen, is de afvalproblematiek in het middelpunt van de belangstelling komen te staan.

Geschiedenis De prehistorische mens gooide al dingen weg, maar zijn afval bevatte nauwelijks milieuvreemde elementen. Wel was een gedeelte van dit afval niet afbreekbaar, b.v. potscherven, asresten, dierlijk been, en kan dus nu nog teruggevonden worden. Dit afval vormt voor de archeologen een belangrijke bron van aanwijzingen over de manier van leven en voeding van de prehistorische mens.

Op het platteland was men zich van oudsher al terdege bewust van de waarde van faecaliën, plantaardig en dierlijk afval en huisvuil, dat op de mestvaalt tot een meststof verteerde. In de steden was de verwijdering van afval veelal ontoereikend; ongedierte en besmettelijke ziekten hadden dan ook vrij spel. Het afval werd door de bevolking op bepaalde plaatsen bijeengebracht. Het ophalen van het bijeengebracht vuil werd samen met het straatvegen verpacht aan landbouwers, die het stadsafval als mest gebruikten. Nadat ca. 1850 de belangstelling van de boeren voor het ophalen van het stadsafval verminderde, werden de eerste gemeentelijke reinigingsdiensten opgericht. Deze hadden naast het inzamelen en verwijderen van het huisvuil vaak nog tot taak straten, marktpleinen, grachten en riolen schoon te houden, beerputten te ledigen en de wegen sneeuw- en ijzelvrij te maken.

Het stadsvuil werd o.a. gebruikt voor het ophogen van drassige gronden of het dempen van grachten. Het storten van het afval in water gaf nogal eens aanleiding tot klachten vanwege de stank. Sommige grote steden kozen dan ook voor vuilverbranding.

Soorten afvalstoffen Afval wordt op verschillende manieren ingedeeld, wat de vergelijking en interpretatie van de cijfers nogal bemoeilijkt. Indelingen zijn o.m. gebaseerd op de wijze van ontstaan (produktie-, distributie- en consumptieafval), de fysische toestand (o.a. vast, steekvast, pasteus, dikvloeiend, slibvormig, vloeibaar, rook-, nevel- en gasvormig afval), de mogelijke verwerkingswijze (o.m. brandbaar, composteerbaar, inert, recupereerbaar afval) of eventuele bijzondere kenmerken (o.a. giftig, pathologisch, radioactief afval). De onderstaande indeling gaat in grote lijnen uit van de plaats waar het afval ontstaan is.

Huisvuil is het afval van particuliere huishoudens. Het wordt in het algemeen ter inzameling aangeboden in emmers, minicontainers of plastic zakken. De voornaamste componenten zijn: bederfelijk keuken- en tuinafval, as van vaste brandstoffen (m.n. steenkool) en veegstof, niet-retoumeerbare verpakkingen uit papier, karton, blik, plastic, glas enz., oud papier en weggeworpen kleine voorwerpen. De samenstelling van huisvuil hangt af van verschillende factoren, zoals de mate van gebruik van vaste brandstoffen, de aard van de verpakkingsmaterialen, de seizoenen, de omvang, leeftijd en levensstandaard van de gezinnen, het type woning (flat, huis met tuin enz.), levensstijl van de bewoners. De opvatting wint veld dat voor sommige bijzondere componenten in het huisvuil, zoals afgewerkte olie, fotochemicaliën, restanten genees- en bestrijdingsmiddelen, TL-buizen en batterijen aparte regelingen getroffen moeten worden, omdat zij ter voorkoming van milieu-verontreiniging eigenlijk op een andere wijze verwerkt zouden moeten worden dan het overige huisvuil.

Grof huisvuil kan o.a. huishoudtoestellen, meubilair, matrassen omvatten. Het kan vanwege stukgrootte of gewicht niet tegelijk met het gewone huisvuil worden ingezameld. Georganiseerde voorzieningen, zoals aparte inzamelingen of speciale inleverplaatsen, zijn noodzakelijk om sluikstorten te voorkomen.

Zwerfvuil omvat weggeworpen blikjes, flesjes, plastic zakken en illegaal gestort (grof) huisvuil. Het vormt een plaag o.a. in vele recreatiegebieden, langs autowegen en op stranden. Zwerfvuil kan worden bestreden door voorlichting aan het publiek, oordeelkundige plaatsing en regelmatige lediging van vuilnisemmers en door speciale inzamelactiviteiten.

Autowrakken zijn voertuigen die wegens een defect, verkeersongeval of andere reden door de eigenaar niet langer gebruikt of opgeëist worden. Dikwijls overtreffen de kosten voor verwijdering de restwaarde van het wrak. De vraag rijst dus hoe de gemeenschap (de overheid) de verwijderingskosten kan verhalen op de voor het wrak verantwoordelijke persoon. Autobanden komen vooral voor bij particulieren, bij garages en bij bedrijven die oude banden van een nieuw loopvlak voorzien.

Niet-vaste stedelijke afvalstoffen zijn o.m. modder en bagger uit sloten, vijvers, riolen en grachten, verder hier en daar nog beer. Evenals slib uit waterzuiveringsinstallaties en baggerspecie variëren ze in consistentie en samenstelling met de plaatselijke omstandigheden. Bepalend voor hun potentiële milieu-effecten is de aanwezigheid van degradeerbaar organisch materiaal en contaminanten, zoals oliën en vetten, detergenten, bestrijdingsmiddelen en zware metalen.

Stedelijke bedrijfsafval ontstaat zowel in de dienstverlenende bedrijven als in de meestal kleine industriële ondernemingen die in de binnenstad verblijven. Al naar de plaatselijke situatie en de aangeboden hoeveelheid afval, wordt dit door de gemeentelijke diensten ingezameld of door particuliere ondernemingen in containers afgevoerd.

Industrieafval vertoont een zeer grote verscheidenheid naar toestand, vorm, chemische samenstelling en aangewezen verwijderingsmethode. Behalve het eigenlijke produktieafval, o.m. bijprodukten, mislukte halffabrikaten of eindprodukten, komen ook verpakkingen, kantineafval enz. veelvuldig voor. Scheiding aan de bron is noodzakelijk voor een goede benutting van de mogelijkheden tot hergebruik, terugwinning, verwijdering en verwerking. Bouw- en sloopafval komen in grote hoeveelheden vrij bij stadsvernieuwingsprojecten, na natuurrampen of na oorlogsgeweld. Het is een bonte mengeling van o.a. puin, steen, glas, hout, aarde, asfalt. Ziekenhuisafval omvat behalve afval van huishoudelijke aard ook besmet of mogelijk besmet afval, afval van de operatietafels, geneesmiddelen, kadavers van proefdieren, gevaarlijke voorwerpen (o.a. injectienaalden). Gezien de zeer verschillende risico’s en problemen verbonden aan deze groepen is een scheiding aan de bron (b.v. met behulp van gekleurde vuilniszakken) zeer gewenst.

Pathologisch afval is afval dat met ziektekiemen is besmet. Het komt voor in bepaalde afdelingen van ziekenhuizen en in gespecialiseerde laboratoria. Het moet worden verbrand.

Kadavers vlees ongeschikt voor consumptie, bloed en slachtafval worden verwerkt in destructiebedrijven (Nederland) en ‘vilbeluiken’ en vetsmelterijen (België) tot diverse produkten, zoals industrieel vet, dierlijke lijm, bloedmeel en organische meststoffen.

Radioactief afval komt vrij bij elke stap in de kernbrandstofcyclus, maar ook bij het radiologisch werk in ziekenhuizen en laboratoria. Ook bepaalde natuurlijke mineralen zijn radioactief, b.v. het afvalgips dat ontstaat bij de ontsluiting van apatiet met zwavelzuur (→ radioactief afval).

Afval is pas chemisch afval en probleemafval als de categorieën nader zijn omschreven op door de wetgever gedefinieerde lijsten. Dit gebeurt meestal d.m.v. uitputtende lijsten van stoffen die wel of juist niet tot een bepaalde groep behoren. De schadelijkheid van een afvalstof is nl. niet een intrinsieke eigenschap, maar hangt af van concentratie en omstandigheden.

Vaak is een bepaalde eigenschap niet op korte termijn aantoonbaar (b.v. bij kankerverwekkende stoffen). Beneden een zekere grens is elk gif onschadelijk, maar deze grens is meestal slecht bekend en bovendien beïnvloedbaar (b.v. door bioaccumulatie of door omzetting in een andere stof).

De verwijdering van afvalstoffen kan slechts op rationele basis georganiseerd worden, als een aantal kwantitatieve en kwalitatieve gegevens bekend zijn evenals een prognose van hun toekomstige ontwikkeling. In ieder geval moet men de gewichtshoeveelheden van de verschillende afvalstromen kennen. Voor huisvuil kan men in West-Europa rekenen op gemiddeld 0,7 kg per hoofd van de bevolking per dag; in sommige grote steden loopt dit op tot ca. 1 kg en op het platteland kan het tot 0,4 kg dalen. Voor de behandeling van industrie- en probleemafval moeten veel meer gegevens bekend zijn, zoals chemische samenstelling, fysische toestand, stookwaarde, vlampunt, explosiegevaar, giftigheid.

Het beheer van afvalstoffen Sedert het begin van de jaren zestig hebben er in de industrie grote veranderingen plaatsgevonden. De produktiekosten daalden door schaalvergroting, specialisatie en mechanisatie van de produktietechnieken, dit ondanks sterk gestegen personeels- en energiekosten (sinds de energiecrisis van 1973) of het opleggen van nieuwe verplichtingen op grond van de milieuwetgeving. Moderne produktiebedrijven werken dan ook zeer rationeel, wat vooral in de basisnijverheid resulteert in het zuinig omspringen met grondstoffen en energie. Anderzijds laten de hoge personeelskosten en de lage waarde van verbruiksgoederen weinig ruimte voor terugwinning op kleine schaal. Produktieafval is evenwel beter te beheren dan consumptieafval, dat samenhangt met levenswijze en levensstandaard. Omdat aan deze beide nauwelijks getornd kan worden, concentreert de publieke aandacht zich al snel op de eenmalige verpakking.

Daar is veel kritiek op, maar men vergeet dat die verpakking vaak vitale functies vervult, zoals bescherming van het produkt, hygiëne en verklaring; ook dient zij voor het aanprijzen ervan. Bovendien leidt het reinigen van b.v. melkflessen tot grote hoeveelheden afvalwater en kost dit nogal wat energie.

De totale hoeveelheid afvalstoffen in Nederland in één jaar (1977) en het aantal kilogram per inwoner van de bevolking uitgesplitst naar de belangrijkste soorten afval.

soort hoeveelheid x 1000 ton kg/inw.

stedelijk afval totaal 5 525 395 huisvuil 3 500 250 grofvuil 400 29 veegvuil, marktafval enz. 250 18 niet-vast afval 125 9 bedrijfsafval 1 250 90 bedrijfsafval totaal 14 275 1020 industrieafval 2 400 171 bouw- en sloopafval 6 100 436 zuiveringsslib 5 000 357 ziekenhuisafval 85 6 as van kolencentrales 190 14 as van vuilverbranding 500 36 chemische afvalstoffen 1 000 71 afgewerkte olie 100 7 autowrakken 500 36 autobanden 50 4 totaal 21 450 1532 Bron: Instituut voor Afvalstoffenonderzoek Hoeveelheid afvalstoffen in het Vlaamse Gewest in 1981 en het aantal kilogram per inwoner van de bevolking uitgesplitst naar de soorten afval.

soort hoeveelheid x 1000 ton kg/inw.

stedelijk afval totaal 1606 288 huisvuil 1400 250 grofvuil 206 37 industrieel afval 2830 505 gips 1200 215 mijnbouwafval 2000 357 zuiveringsslib 129 23 as van centrales 600 107 as van vuilverbranding 140 25 afgewerkte olie 58 10 autowrakken 375 67 autobanden 30 5 Het is beter afval te voorkomen dan het te moeten verwijderen. Het voorkomen kan men bereiken door zuinige produktiemethoden en verminderde consumptie en door het toepassen van recycling. Hierbij moet men wel rekening houden met de kosten die aan de recycling verbonden zijn. Als de teruggewonnen grondstoffen duurder zijn dan nieuwe, dan is recycling economisch niet aantrekkelijk. Behalve de prijs van grondstoffen spelen hierbij m.n. ook de personeelskosten en de energieprijzen een doorslaggevende rol. Gedurende de Koreaanse Oorlog (begin jaren vijftig) en in de jaren 1973-74 kende het recyclen een kortstondige bloei.

In het algemeen wordt er in tijden van schaarste en in lagelonenlanden veel meer teruggewonnen en opnieuw gebruikt. In produktiebedrijven waarin regelmatig grote hoeveelheden afval ontstaan, wordt recycling algemeen toegepast, hetzij intern, hetzij extern via de handel in secundaire grondstoffen. Dit laatste gebeurt als de zuiverheid of de relatief kleine hoeveelheid van het afval directe recycling niet lonend maakt. Zo heeft de metaalverwerkende industrie zelf geen toepassing voor het met olie en stof vervuilde draaisel. Er zijn evenwel gespecialiseerde bedrijven die uit grote hoeveelheden draaisel op economische wijze metaal kunnen terugwinnen.

Behalve voordelen kent recycling ook grote nadelen. Een aantal van de recyclingstechnieken verslindt energie en brengt ernstige verontreinigingen teweeg. Doordat afval in beperkte, veranderlijke en onvoorspelbare hoeveelheden en kwaliteit voorkomt, blijft recycling een kleinschalige activiteit. De sorterings- en zuiveringsprocessen kunnen moeilijk geautomatiseerd worden en zijn dan ook arbeidsintensief. Bovendien zijn de lonen hoog. Al deze redenen maken recycling vrijwel onbetaalbaar.

De teruggewonnen materialen hebben maar een beperkt afzetgebied (oud papier voor karton enz., gemengd textielafval voor poetskatoen). Bedrijven die zich bezighouden met recycling worden vaak sociaal slecht aanvaard, vanwege lawaai-, rook- of stankoverlast of om esthetische redenen (b.v. autosloopbedrijfjes).

Bewaring, inzameling en transport Afval is veelvuldig de oorzaak van brand en een potentiële bron van stank, stof, ziektekiemen en ongedierte. Een ‘afvalhouder’ moet men dan ook goed kunnen afsluiten en schoonhouden; bovendien moet het materiaal duurzaam zijn, tenzij men de afvalhouder slechts eenmaal gebruikt. Vroeger waren metalen emmers algemeen, o.a. in verband met de soms nog hete as van kolenkachels. Sedert steenkool is vervangen door aardolie en gas hebben plastic en papieren zakken veel terrein gewonnen. Deze zijn veel lichter en maken het mogelijk door kleur en andere codering bijzonder afval apart te houden. Van deze mogelijkheid wordt overigens nog nauwelijks gebruik gemaakt.

Afval wordt aangeboden in (veelal gestandaardiseerde) emmers of zakken (particulieren) of in containers (appartementgebouwen, recreatieoorden, bedrijven). Om de transportkosten te verminderen zijn de ophaalwagens voor stadsvuil vrijwel altijd voorzien van een systeem om het vuil te verdichten, met behulp van een kraakpers of een draaitrommel. Containers worden ofwel in de ophaalwagen geledigd, ofwel met een speciale wagen opgehaald. Afvalinzameling is zeer arbeidsintensief, m.n. als het huis aan huis gebeurt. De kosten van het ophalen zijn dan ook meestal hoger dan die van de eigenlijke verwerking van het afval. De inzamelarbeid leidde vroeger vaak tot beroepsziekten (stof) en rugklachten; hieraan hebben de plastic vuilniszakken veel verbeterd.

Op het einde van een ophaalronde wordt het afval naar de verwerkingsplaats (vuilnisbelt, verbrandingsoven) gereden. Als deze plaatsen ver weg liggen, dan wordt het vuil, eventueel na compressie, overgeladen op een goedkoper transportmiddel (trein, schip) en kan de ophaalploeg aan een nieuwe ronde beginnen. Bekend zijn de speciale treinen die de VAM (Vuil Afvoer Maatschappij) door Nederland laat rijden om het stadsvuil af te voeren naar de enorme vuilstortplaatsen bij Wijster (Drenthe) en Mierlo (Noord-Brabant).

Verwerking Er zijn drie traditionele verwerkingsmethoden voor afval:

1. storten, waarbij afval op een min of meer ordelijke wijze in of op de bodem wordt gebracht;
2. composteren, waardoor biodegradeerbaar afval in een bodemverbeteringsmiddel wordt omgezet;
3. verbranden, waardoor brandbaar afval een snelle en ingrijpende volumereductie ondergaat, zodat er slechts een kleine hoeveelheid steriel as en sintels overblijft.

Deze verwerkingsmethoden hebben elk hun eigen voor- en nadelen, kostprijs, techniek, terreinbehoeften en milieugevolgen. Een keuze is pas mogelijk na bestudering van de eigenschappen van het afval, de toegepaste inzamel- en transportmethoden, de beschikbaarheid van terreinen, personeel en geld, de vigerende normen van lucht-, water- en bodemverontreiniging, de lokale afzetmogelijkheden voor compost, recyclingsmaterialen, warmte, elektriciteit, evenals de toekomstige ontwikkeling van al deze factoren op lange termijn (10-20 jaar). In diverse stadia van inzameling en verwerking kan tevens aan terugwinning en recycling gedacht worden. Recente ontwikkelingen beogen een gemechaniseerde scheiding van huishoudelijk en industrieel afval in recyclebare fracties, of zelfs de conversie van afval in gasvormige of vloeibare brandstoffen. Door de overheid gefinancierde demonstratieprojecten hebben de technische mogelijkheid van deze ontwikkelingen aangetoond, maar de economische haalbaarheid blijft vooralsnog twijfelachtig, m.n. door de afzetproblemen van de teruggewonnen grondstoffen. Voor het storten, composteren, of scheiden van afval en bij het verwerken van grof vuil worden vaak verkleiningsbewerkingen uitgevoerd.

Verkleind afval neemt minder ruimte in, is meer homogeen en reactief. Meestal gebruikt men hamermolens, die evenwel aan vrij grote slijtage onderhevig zijn, waardoor veel onderhoud noodzakelijk is. Grof vuil wordt ook wel verkleind met behulp van hydraulische scharen of door grote pletters. Storten. Het storten is een eenvoudige en goedkope verwerkingsmethode, die op alle soorten vast afval toegepast kan worden. Inert afval, zoals puin, baggerslib of mijnbouwafval, kan bovendien vrijwel alleen door storten worden verwerkt.

Aan het storten kleeft echter een reeks nadelen. Deze treden des te sterker op de voorgrond naarmate minder zorgvuldig wordt gewerkt: mogelijke verspreiding van stank, stof en zwerfvuil; eventueel de ontwikkeling van gistingsgassen in de bodem, die kunnen leiden tot branden, zelfs explosies in nabij gelegen gebouwen en het afsterven van bomen door verstikking van de wortels; verontreiniging van oppervlakte- en bodemwater; het aantrekken van insekten, knaagdieren (m.n. ratten) en vogels (meeuwen); het gebruik van veel terrein dat gedurende vele jaren ongeschikt is voor landbouw, woningbouw of industriële activiteit; esthetische hinder. Deze nadelen zijn grotendeels te overwinnen als men zorgvuldig te werk gaat met de juiste technische middelen, het → gecontroleerd storten.

Composteren.

Het composteren is een van oudsher bekende methode om biodegradeerbaar afval in aanwezigheid van lucht (aëroob) door micro-organismen te laten afbreken. De afbraak kan worden versneld, o.m. door verkleining, regeling van het vochtgehalte en de luchttoevoer en toediening van nutriënten (voedingsstoffen, hier meestal stikstof). Al het keukenen tuinafval is composteerbaar. In de loop der jaren is het stadsafval door gewijzigde samenstelling minder composteerbaar geworden. Cellulosehoudende stoffen, zoals papier, karton en boomschors, zijn weliswaar composteerbaar, maar zij vertonen een zeer hoge koolstof/stikstofverhouding, waardoor de ontstane compost minder geschikt is. Bij afbraak ervan wordt nl. stikstof uit de bodem onttrokken, zodat deze armer aan meststoffen wordt.

De compost kan verbeterd worden door toevoeging van zuiveringsslib of kunstmest. Massief hout, leder, textiel, kunststoffen en rubber zijn nauwelijks composteerbaar, glas, keramiek en metaal in het geheel niet. Het huisvuil bevat tegenwoordig voor 40-50 % niet-composteerbaar materiaal, zodat het composteren altijd gecombineerd moet worden met een andere verwerkingsmethode . Compost bevat kleine hoeveelheden voedende elementen die geleidelijk aan de planten worden afgegeven. Het bindt losse zandgronden, verlucht zware kleigronden, verbetert de kruimelstructuur van de bodem, regelt het watergehalte en vermindert erosie enigszins, b.v. op wijnhellingen. Tegenover deze voordelen staan nadelen; m.n. stadsvuilcompost bevat erg veel reststoffen: het compost vergaat, maar de reststoffen blijven achter (flarden plastic, glasscherven). Bovendien bevat compost vaak een hoog gehalte aan zware metalen, die soms door de gewassen opgenomen kunnen worden.

In de champignonkweek b.v. is stadsvuilcompost onaanvaardbaar. Het is in principe wel mogelijk langs mechanische weg plastic, glasdeeltjes enz. te verwijderen, maar het gehalte aan zware metalen kan slechts zeer moeilijk verminderd worden.

In de meeste westerse landen, o.a. de vs, Groot-Brittannië, Japan en Zwitserland, is het composteren geen succes geworden. In Frankrijk en de BRD iets meer, terwijl het composteren in Nederland steeds een grote rol heeft gespeeld, o.a. door de goede marketing van de VAM. Het composteren is een geschikte verwerkingsmogelijkheid voor vele ontwikkelingslanden, waar het vuil weinig niet-composteerbaar materiaal bevat en waar bovendien veelal behoefte is aan bodemverzorging. Bovendien kan het composteren goedkoop in de buitenlucht en met weinig mechanische hulpmiddelen worden uitgevoerd.

Op een vuilstortplaats in Indonesië staan mensen te wachten op de vuilniswagen om te kijken of er nog wat van hun gading bij is. Dergelijke taferelen zijn in de ontwikkelingslanden gewoon Huisvuilverwerking in Nederland. Procenten van de bevolking, waarvan het afval op de aangegeven wijze wordt verwerkt.

methode 1960 1970 1975 1978 % % % % verbranden 15 20 30 34 afvoer naar VAM 9 9 17 20 gemeentelijke compostering 8 4 1 1 storten 68 67 52 45 Bron: Instituut voor Afvalstoffenonderzoek werd ca. 1850 voor het eerst toegepast in Groot-Brittannië. Op het Europese vasteland was Hamburg de eerste stad die voor vuilverbranding koos, vnl. omdat zij ten gevolge van de in de stad heersende cholera-epidemie haar vuil niet langer naar het platteland kon afvoeren. In Nederland werden in 1912 in Rotterdam en in 1917 in Amsterdam de eerste vuilverbrandingsinstallaties in gebruik genomen. In België werden de eerste vuilverbrandingsinstallaties pas veel later geopend, in 1953 te Monceau-sur-Sambre en in 1958 te Schaarbeek. Verbranding wordt toegepast op stads-en industrie-afval, zij het in verschillende type installaties, resp. roosterovens en roterende trommelovens of fluid-bedovens. Afvalverbranding in de open lucht is af te raden en vaak verboden. Er treedt door een slechte controle over het verbrandingsproces en door het ontbreken van rookgasreiniging een onnodig grote luchtverontreiniging op.

De bij het verbranden vrijkomende warmte, relatief weinig in verband met de lage stookwaarde van afval, kan o.a. gebruikt worden om gebouwen te verwarmen via een leidingennet voor stoom of heet water. Zulke stadsverwarmingssystemen zijn erg verbreid in o.m. Scandinavische landen. Ook kan de warmte gebruikt worden voor het opwekken van elektriciteit. De verbrandingsinstallaties geven over het algemeen weinig milieuhinder. Het voornaamste probleem vormen de rookgassen, waarvan het stofgehalte met filters van 5 g/Nm3 op minder dan 0,1 g/Nm3 gebracht moet worden.

Met behulp van de steeds vaker verplicht gestelde gaswassing kunnen de waterstofchloride-, waterstoffluoride- en zwaveldioxidegehalten naar aanvaardbare niveaus gebracht worden; wel maakt dit de rook die de installatie uitstoot, veel duidelijker zichtbaar (witte rookpluim door de aanwezigheid van waterdruppeltjes). Recentelijk kregen de mogelijke emissies van zware metalen en dioxinen de aandacht. De vorming van de zwaar giftige dioxinen is bewezen. Omdat zij zich sterk hechten aan fijne vliegasdeeltjes, die weggefilterd worden, zijn hun milieu-effecten in dit geval echter nog onduidelijk.

Pyrolyse en vergassing Bij verhitting worden organische stoffen ontleed in gas- en teervormige produkten en een verkoold residu. Sedert 1967 zijn er tientallen pyrolyseprocessen ontworpen om huisvuil of hoogcalorisch afval (plastics, rubber) om te zetten in vloeibare en gasvormige brandstoffen. Het verkoolde residu is nagenoeg waardeloos. Bij vergassing wordt het verkoolde residu met behulp van lucht en zuurstof partieel geoxideerd tot koolmonoxide (CO). Het dan nog resterende deel is volkomen onbrandbaar. Een dergelijk proces is getest bij de stad Luxemburg. Bij dit zgn. pyrofusieproces wordt de temperatuur zo hoog, dat het residu als een vloeistof kan worden afgetapt. → vergassing van afvalstoffen.

Scheiding De inzameling door leurders van lompen, oud papier en oud ijzer is vrijwel verdwenen. Hier en daar worden echter opnieuw initiatieven ontplooid om afval gescheiden op te halen (b.v. de schillenboer in Arnhem). Vroeger hadden sommige grote gemeenten een eigen sorteercentrum waar bruikbare voorwerpen en materialen door sorteerders van een transportband werden gehaald en zo teruggewonnen; een dergelijk systeem is tegenwoordig niet meer te betalen. Daarom zijn Afvalverwerking in het Vlaamse Gewest.

verwerkingsmethode 1965 1972 1981 % % % storten 99 87 53 storten na verkleinen 1 13 15 verbranden 27 composteren 5 Bruto verwerkingskosten van huishoudelijk afval, gebaseerd op een capaciteit van ca. 150 000 t/jaar.

verwerkingsmethode kosten gulden per ton storten 15 mechanische scheiding 70 composteren met storten residu 40 composteren met verbranden residu 75* verbranden 75 inzameling 100

* schatting

Bron: Instituut voor Afvalstoffenonderzoek er een aantal automatische huisvuilscheidingssystemen ontwikkeld, waarbij materialen als papier, ijzer, glas uit het huisvuil worden afgezonderd. Deze systemen werken met wisselend succes. Hoewel het mechanisch scheiden van het huisvuil mogelijk is, levert de afzet ervan m.n. naar de industrie problemen op, o.a. vanwege de wisselende (matige) kwaliteit van het gescheiden produkt. (→ huisvuilscheiding).

Situatie in de westerse samenleving De afvalverwijdering is tot dusver een van de belangrijkste en duurste taken van de gemeentelijke overheden. Met de groei in omvang en complexiteit van het afvalprobleem is er ook een opwaartse verschuiving van de bestuurlijke verantwoordelijkheden opgetreden, vooral op het vlak van het probleemafval. Er wordt steeds meer wetenschappelijk onderzoek gedaan naar allerlei facetten van de afvalproblematiek. Het ideaalbeeld waarin elke afvalstof opnieuw nuttig wordt gebruikt, blijkt een utopie te zijn. Men zal reeds in de ontwerpfase van gebruiksgoederen meer rekening moeten houden met het afvalprobleem.

Situatie in de ontwikkelingslanden De verwijdering van afvalstoffen staat in de meeste ontwikkelingslanden nog in de kinderschoenen, vnl. ten gevolge van een minder hoog aangeslagen belang en vanwege ontbrekende geldmiddelen. In de ontwikkelingslanden ontstaat veel minder afval (ca. 250 g/per hoofd van de bevolking per dag). Het afval bevat zeer weinig verpakkingsmaterialen, o.a. ten gevolge van een zeer efficiënte terugwinning door de gebruiker, uit de vuilnisemmer en bij de verwerking. De verwerking gebeurt meestal door storten. Afval wordt er op zeer grote schaal teruggewonnen van de stortplaatsen, maar doorgaans onder erbarmelijke hygiënische omstandigheden. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is een van de instanties die verbetering in deze situatie tracht te brengen. [prof.dr.ir.

A. Buekens]