dat deel van de plantenveredeling dat gericht is op het kweken van rassen die resistent zijn tegen ziekten en plagen. Dit geschiedt meestal door de goede eigenschappen van een vatbaar ras te combineren met de resistentie-eigenschappen van een ander, minder goed ras.
Het grote voordeel van resistentie van een ras tegen een ziekte of plaag is, dat het niet nodig is de planten te behandelen met een gewasbeschermend middel. De boer, tuinder en tuinier zullen bij voorkeur resistente rassen willen verbouwen, omdat de teelt ervan goedkoper is. Tevens zijn resistente rassen milieuvriendelijk, want het milieu wordt niet belast met residuen van gewasbeschermende middelen. Van een ziekte of plaag kunnen nieuwe stammen (fysiologische rassen) ontstaan, die het tot voorheen resistente ras kunnen aantasten. Door resistentieveredeling moeten dan nieuwe, resistente rassen worden gekweekt. Resistentieveredeling is het belangrijkste onderdeel van de plantenveredeling. Voorbeelden van gewassen die met succes zijn veredeld zijn: tarwerassen die resistent zijn tegen roest; slarassen die resistent zijn tegen bladluis.